Bij de uitnodiging om een bijdrage te leveren aan de blogkermis Bibliofuture van Joost Heessels heb ik lang zitten twijfelen waaruit die zou bestaan. Nu heb ik kort geleden weer mijn halfjaarlijkse gastcollege gegeven aan de bibliotheekschool in Gent en kwam ik in mijn presentatie deze sheet tegen. Toen ik daar naar keek, dacht ik, ja daar kan ik wel een verhaal om heen bouwen over de toekomst van de bibliotheek. Waarbij ik op voorhand dank wil zeggen aan Albert Boswijk voor het leveren van dit raamwerk en zijn denkexercitie samen met bibliotheek Kennemerwaard.
Het schema gaat over de bibliotheek hoe hij nu in veel bibliotheken is en waar je naar toe zou moeten dromen ;-) Het beeld dat ik hieronder zal proberen te schetsen zal hier en daar wat kort door de bocht zijn, ‘for the sake of the argument’.
Uitleenbibliotheek:
Onderin de ‘oude’ bibliotheek, voor de opkomst van internet. De bibliotheek zit bovenop veel gegevens, data, en wij als bibliotheek hoeven maar te wachten tot mensen ons vinden. We hebben de materialen ontsloten, en als bibliothecaris ben je goed in het vinden van informatie uit je eigen collectie.
Dienstenbibliotheek:
De bibliotheek richt zich meer op dienstverlening, ze is een informatiemakelaar geworden. Mensen, instellingen met vragen kunnen bij de bibliotheek terecht, en daar zit een dienstverlener voor ze klaar om het antwoord te leveren.
Belevenisbibliotheek:
Je komt naar de bibliotheek omdat je iets wilt leren, je wilt jezelf ontwikkelen. De bibliothecaris weet precies wat aansluit bij je behoefte, zij/hij verrast je en verleidt je. Hij/zij geeft je het gevoel welkom te zijn, en je te kennen. Naast de collectie biedt de bibliotheek tal van lezingen en andere activiteiten aan waardoor je het bezoek aan de bibliotheek als een belevenis ervaart. Het is een uitje, een traktatie aan jezelf om naar de bibliotheek te gaan.
Ontmoetingsplek:
Met al die lezingen, activiteiten én kennis van de klanten weet de bibliothecaris mensen met elkaar in contact te brengen. De bibliotheek is de place to be geworden. Als je daar gezien wordt, dan tel je mee. Er is namelijk altijd wel iets te doen, er zijn interessante mensen die spreken, of daar vergaderen en iets samen voor bereiden. De bibliotheek brengt die mensen bij elkaar, en kent de kennis en potentie van haar klanten. Ze is bereid om hierin een voortrekkende rol te spelen, ze realiseert zich dat ze met haar positie als één van de laatste vrijplaatsen in de maatschappij een verantwoordelijkheid heeft om mensen bij elkaar te brengen.
Culturele vrijplaats:
Tja, eigenlijk is het nirvana ;-) Als bibliotheek ben je de verbinder, de spiegel, het geweten, de debater, de filosoof, de wijsgeer. Je weet wat er speelt in de wereld, je kent de problematiek om de hoek, je kent de schoonheid van de kunsten, je bent ingetapt op het creatieve netwerk in jouw stad of dorp, via via nodig je belangrijke denkers uit om rondom actuele thema’s voor vrijdenksessies. Waar in veel steden gesproken wordt over het realiseren van ‘broedplaatsen’ voor kunstenaars en creatieve industrie, wordt in jouw plaats gewezen naar de bibliotheek. Daar zijn de denkateliers waarin alle lagen van de bevolking zich thuis voelen. De professor, de ondernemers en arbeider treffen elkaar daar en hebben een inspirerend gesprek over de toekomst van de euro tot en met de opknapbeurt voor de kinderboerderij. In de bibliotheek als culturele vrijplaats wordt gediscussieerd, gefilosofeerd, gedaan, gedacht, gedroomd.
vrijdag 2 december 2011
donderdag 1 december 2011
Businessmodellen en sponsoring
De afgelopen weken heb ik met enige regelmaat in het gezelschap van ondernemers verkeerd. Eén keer een avond om ondernemers op de hoogte te brengen van de mooie plannen die wij hier in Alkmaar hebben als culturele instellingen aan het Canadaplein. Wat willen we samen gaan doen, en welke ambitie heeft iedere instelling individueel. Een middag met maatschappelijk betrokken ondernemers waarbij ze een rondleiding kregen door onze prachtige vestiging in Heerhugowaard en een korte presentatie over mediawijsheid. En een avond waarbij de grote ondernemingen uit de regio groot Alkmaar aanwezig waren en ik er was om te netwerken en ‘ons’ verhaal te vertellen.
Wat mij tijdens al die bijeenkomsten op viel was dat er twee reacties (nou ja eigenlijk drie) de boventoon voerden. Reactie één van een ondernemer: wat is de bibliotheek verandert, hoe gaan jullie straks je businessmodel neer zetten als het e-book straks de overhand krijgt, en wat doen jullie veel, en als klap op de vuurpijl of de uitspraak “straks is er geen bibliotheek meer” of “ik moet er niet aan denken dat er geen bibliotheek meer is”. Reactie twee bij de uitleg van wat wij als bibliotheek allemaal doen op het gebied van leesbevordering en van mediawijsheid: dat vinden ondernemers in heel veel gevallen een overheids- dan wel onderwijstaak. Ze vinden dat vreselijk belangrijk, maar zijn niet van plan dergelijke activiteiten te ondersteunen met financiën. Dus de roep van politici en ambtenaren dat er meer gesponsord kan worden wordt hiermee stevig onderuit gehaald. Ze willen best iets sponsoren, maar dan niet iets wat zij als overheidstaak zien. Daar betalen ze al belasting voor.
De twee opmerkingen geven aan hoe er door de wereld van ondernemers naar de bibliotheek wordt gekeken. Zij denken in businessmodellen en de markt bewerken; en zij vinden lezen en kritisch burgerschap bevorderen een belangrijke overheidstaak. Daarvoor zouden zij best de barricaden op willen, even kort door de bocht, om te zorgen dat de bibliotheek die rol kan blijven vervullen. Want er zaten dus ook ondernemers bij die bij de presentatie over mediawijsheid waren geweest en mij een week later tijdens de regionale ondernemersavond aanspraken. Zij zeiden dat mijn presentatie iets bij hen had losgemaakt. Dat ze waren gaan nadenken of ze niet een cursus rondom mediawijsheid van de bibliotheek moesten gaan afnemen. Dat ze met de school waar hun kind op zat eens stevig in gesprek wilden want dat er volgens hen nergens protocollen waren en onvoldoende bewustzijn over de gevaren van internet.
Ik ben door de gesprekken er nog meer van overtuigd geraakt dat die rol van ontwikkelingsinstituut, plek om te leren, om leesplezier te ondervinden, als kennisinstituut zo je wilt op het gebied van leren en lezen, het wat en het hoe, de richting is waarin we verder moeten. Naast die plek voor ontmoeting en debat, de plek zonder waarden en normen, waar je elkaar treft en geïnspireerd vandaan gaat door wat je daar hebt opgestoken via een lezing, gesprek….. Die rol en die taak is geld waard, van de maatschappij, van onze leners, van scholen, van bedrijven.
(cartoonstock)
NB: afgelopen jaar zag ik tijdens mijn vakantie in de V.S. heel veel bordjes langs highways staan waarop je werd opgeroepen om een stuk weg te sponsoren. Vinden wij hier geloof ik ook echt een overheidstaak???
Wat mij tijdens al die bijeenkomsten op viel was dat er twee reacties (nou ja eigenlijk drie) de boventoon voerden. Reactie één van een ondernemer: wat is de bibliotheek verandert, hoe gaan jullie straks je businessmodel neer zetten als het e-book straks de overhand krijgt, en wat doen jullie veel, en als klap op de vuurpijl of de uitspraak “straks is er geen bibliotheek meer” of “ik moet er niet aan denken dat er geen bibliotheek meer is”. Reactie twee bij de uitleg van wat wij als bibliotheek allemaal doen op het gebied van leesbevordering en van mediawijsheid: dat vinden ondernemers in heel veel gevallen een overheids- dan wel onderwijstaak. Ze vinden dat vreselijk belangrijk, maar zijn niet van plan dergelijke activiteiten te ondersteunen met financiën. Dus de roep van politici en ambtenaren dat er meer gesponsord kan worden wordt hiermee stevig onderuit gehaald. Ze willen best iets sponsoren, maar dan niet iets wat zij als overheidstaak zien. Daar betalen ze al belasting voor.
De twee opmerkingen geven aan hoe er door de wereld van ondernemers naar de bibliotheek wordt gekeken. Zij denken in businessmodellen en de markt bewerken; en zij vinden lezen en kritisch burgerschap bevorderen een belangrijke overheidstaak. Daarvoor zouden zij best de barricaden op willen, even kort door de bocht, om te zorgen dat de bibliotheek die rol kan blijven vervullen. Want er zaten dus ook ondernemers bij die bij de presentatie over mediawijsheid waren geweest en mij een week later tijdens de regionale ondernemersavond aanspraken. Zij zeiden dat mijn presentatie iets bij hen had losgemaakt. Dat ze waren gaan nadenken of ze niet een cursus rondom mediawijsheid van de bibliotheek moesten gaan afnemen. Dat ze met de school waar hun kind op zat eens stevig in gesprek wilden want dat er volgens hen nergens protocollen waren en onvoldoende bewustzijn over de gevaren van internet.
Ik ben door de gesprekken er nog meer van overtuigd geraakt dat die rol van ontwikkelingsinstituut, plek om te leren, om leesplezier te ondervinden, als kennisinstituut zo je wilt op het gebied van leren en lezen, het wat en het hoe, de richting is waarin we verder moeten. Naast die plek voor ontmoeting en debat, de plek zonder waarden en normen, waar je elkaar treft en geïnspireerd vandaan gaat door wat je daar hebt opgestoken via een lezing, gesprek….. Die rol en die taak is geld waard, van de maatschappij, van onze leners, van scholen, van bedrijven.
(cartoonstock)
NB: afgelopen jaar zag ik tijdens mijn vakantie in de V.S. heel veel bordjes langs highways staan waarop je werd opgeroepen om een stuk weg te sponsoren. Vinden wij hier geloof ik ook echt een overheidstaak???
woensdag 16 november 2011
Een dag zonder mobiele telefoon
Afgelopen weekend ging er iets mis toen ik in mijn digitale agenda op mijn mobiele telefoon eenogen wilde verwijderen. In plaats van 1 item werd mijn hele agenda van juli 2012 met terugwerkende kracht leeggeveegd. Een drama! Paniek sloeg toe, als er nou maar een backup is op het werk.
Gelukkig was dat het geval, en de jongens van automatisering hebben alle items keurig weer gereset. Alleen, nu synchroniseert hij niet meer. Er worden op mijn telefoon geen items meer geladen, dus loop ik morgen met een printje op zak en gaan de jongens van automatisering mijn telefoon resetten.
Ik verwacht dat ik me behoorlijk geamputeerd zal voelen, of zou er een grote rust over me heen komen? Ik hou jullie op de hoogte.
Gelukkig was dat het geval, en de jongens van automatisering hebben alle items keurig weer gereset. Alleen, nu synchroniseert hij niet meer. Er worden op mijn telefoon geen items meer geladen, dus loop ik morgen met een printje op zak en gaan de jongens van automatisering mijn telefoon resetten.
Ik verwacht dat ik me behoorlijk geamputeerd zal voelen, of zou er een grote rust over me heen komen? Ik hou jullie op de hoogte.
zondag 6 november 2011
From Evernote:
Tradities
Afgelopen week startte ik met een leergang Leiderschap. Het is goed vind ik om af en toe je hoofd te vullen met andere zaken dan de dagelijkse zaken. Om goed toegerust te zijn voor mijn taak als leidinggevende heb ik het nodig om soms de bakens te verzetten.
Zo zat ik met acht andere leidinggevenden uit diverse bedrijven te luisteren naar een professor Filosofie en de dag er op naar een professor Godsdienstwetenschappen. Beiden hielden boeiende verhalen.
Met name het verhaal van de professor Godsdienstwetenschappen raakte een snaar bij mij. Hij vertelde over de verschillende rituelen die er bij diverse geloven een belangrijke rol spelen ten aanzien van geboorte en dood. Hij focuste op de laatste.
Hij vertelde dat de grote religies Jodendom, christendom en Islam gestoeld zijn op het geloof in een dag des oordeelsvorming en leven na de dood. Dat betekent dat men bijna altijd begraven zal worden, omdat er iets moet zijn dat weer opgewekt kan worden.
In de oosterse godsdiensten is er meestal sprake van geloof in reïncarnatie, in een levenswiel dat wordt vastgehouden door de god van de dood. Alles wat je doet in je leven heeft gevolgen voor je volgende leven. De enige manier om het wiel te verlaten is door een staat van verlichting, nirvana te bereiken.
Nu in onze maatschappij er zoveel verschillende godsdiensten aanwezig zijn is het belangrijk om de achterliggende rituelen te kunnen duiden, en de wijze waarop er naar geboorte, ziekte en dood wordt gekeken. Dat verschilt dus erg per godsdienst.
In het klein bleek ook in de groep er verschil te zitten in hoe we aankijken tegen wat op ons levenspad komt. Heel veel van hoe we nu in het leven staan heeft te maken met hoe we zijn opgevoed, en wie we zijn tegen gekomen in ons leven.
Zo gaat het denk ik ook vaak in een organisatie. Wie we zijn als organisatie is een veelheid van factoren. We worden als bedrijf, in ons geval als bibliotheek, gevormd door onze medewerkers, door onze klanten. Rituelen, waarden kunnen alleen bestaan als ze gestoeld zijn op een traditie. De traditie van de bibliotheek is de 'volksverheffing'. Die waarde is nog altijd actueel in een tijd waarin er 1,5 miljoen laaggeletterden zijn, en veel mensen door de bomen het informatiebos niet meer zien. Er liggen heel veel mogelijkheden en verantwoordelijkheden voor bibliotheken om een bijdrage te leveren op deze punten in de maatschappij. Het is dus erg belangrijk om met elkaar, met alle collega's die waarde, die traditie te delen. Om ons eigen 'geloof' zo je wilt te delen en uit te kunnen dragen.
Tradities
Afgelopen week startte ik met een leergang Leiderschap. Het is goed vind ik om af en toe je hoofd te vullen met andere zaken dan de dagelijkse zaken. Om goed toegerust te zijn voor mijn taak als leidinggevende heb ik het nodig om soms de bakens te verzetten.
Zo zat ik met acht andere leidinggevenden uit diverse bedrijven te luisteren naar een professor Filosofie en de dag er op naar een professor Godsdienstwetenschappen. Beiden hielden boeiende verhalen.
Met name het verhaal van de professor Godsdienstwetenschappen raakte een snaar bij mij. Hij vertelde over de verschillende rituelen die er bij diverse geloven een belangrijke rol spelen ten aanzien van geboorte en dood. Hij focuste op de laatste.
Hij vertelde dat de grote religies Jodendom, christendom en Islam gestoeld zijn op het geloof in een dag des oordeelsvorming en leven na de dood. Dat betekent dat men bijna altijd begraven zal worden, omdat er iets moet zijn dat weer opgewekt kan worden.
In de oosterse godsdiensten is er meestal sprake van geloof in reïncarnatie, in een levenswiel dat wordt vastgehouden door de god van de dood. Alles wat je doet in je leven heeft gevolgen voor je volgende leven. De enige manier om het wiel te verlaten is door een staat van verlichting, nirvana te bereiken.
Nu in onze maatschappij er zoveel verschillende godsdiensten aanwezig zijn is het belangrijk om de achterliggende rituelen te kunnen duiden, en de wijze waarop er naar geboorte, ziekte en dood wordt gekeken. Dat verschilt dus erg per godsdienst.
In het klein bleek ook in de groep er verschil te zitten in hoe we aankijken tegen wat op ons levenspad komt. Heel veel van hoe we nu in het leven staan heeft te maken met hoe we zijn opgevoed, en wie we zijn tegen gekomen in ons leven.
Zo gaat het denk ik ook vaak in een organisatie. Wie we zijn als organisatie is een veelheid van factoren. We worden als bedrijf, in ons geval als bibliotheek, gevormd door onze medewerkers, door onze klanten. Rituelen, waarden kunnen alleen bestaan als ze gestoeld zijn op een traditie. De traditie van de bibliotheek is de 'volksverheffing'. Die waarde is nog altijd actueel in een tijd waarin er 1,5 miljoen laaggeletterden zijn, en veel mensen door de bomen het informatiebos niet meer zien. Er liggen heel veel mogelijkheden en verantwoordelijkheden voor bibliotheken om een bijdrage te leveren op deze punten in de maatschappij. Het is dus erg belangrijk om met elkaar, met alle collega's die waarde, die traditie te delen. Om ons eigen 'geloof' zo je wilt te delen en uit te kunnen dragen.
zondag 16 oktober 2011
inspiratiesessie artistiek en cultureel ondernemerschap
Afgelopen vrijdag zat ik op het gemeentehuis van Alkmaar met een aantal ambtenaren van de afdeling EZ, Cultuur en Stadsontwikkeling, de wethouder Cultuur Anjo van der Ven, collega-directeuren van museum, theater en centrum voor de kunsten, en een aantal ‘vrije’ jongens uit het culture veld. Onderwerp van gesprek: hoe kan de gemeente het cultureel ondernemerschap bevorderen.
Ik was bang, dat dit weer een sessie zou worden waarin de grote culturele instellingen te horen zouden krijgen dat het zo goed zou zijn als zij hun ‘geld’ in de markt gaan halen. Persoonlijk word ik wat moedeloos van het gemak waarin dit wordt geroepen door Jan en alleman, zonder dat dit gebaseerd op echt inhoudelijke kennis van zaken. Als je minder wilt investeren in cultuur in je stad, zeg dat dan. Wees eerlijk over de achtergronden van je redenering, en laat het aan de instellingen zelf over om oplossingen te vinden. Dat kunnen ze prima zelf, als ze met de investerende overheid een gelijkwaardig gesprek kunnen voeren over welke zaken de gemeente wel wil subsidiëren voor zijn stad, en welke ze niet meer belangrijk vindt.
Niets was minder waar. De wethouder had ons uitgenodigd om te reageren op een aantal stellingen, waarin zij zocht waaraan de culturele ondernemers behoefte hebben. En dan maakte ze ook vrij nadrukkelijk onderscheid tussen de ‘gevestigde orde’, de basisinstellingen; en de vrije jongens, de broedplaatsen, de startende culturele ondernemingen. Ze onderschreef mijn pleidooi dat een goed cultureel klimaat in een stad beide nodig heeft. Je hebt een basis nodig, waarin de burgers van een stad inspiratie vinden, hun historie terug kunnen vinden, basislessen muziek en kunst, kunnen lezen over grote kunstenaars en wereldse ideeën. Dat heel veel kunstenaars die nu bezig zijn te starten in een broedplaats vroeger zijn gestart als lezer, leerling van centrum voor de kunsten, met school naar het theater gingen of naar het museum en zo het zaad voor hun kunstenaarschap is geplant.
Het grappige is dat de bibliotheek ook graag samenwerkt met initiatieven zoals de broedplaatsen in Alkmaar. Samen met bijvoorbeeld Project 072 hebben we een keer in de wijk Overdie een taal- en leesbevorderingsproject gedaan, en met Hal 25 hebben we samen gekeken of 'literair loungen' konden opzetten. Dat laatste is helaas niet gelukt door te weinig belangstelling, maar de wil tot samenwerking is er zeker. Samen kun je op andere plekken iets maken wat buiten de gebaande paden ligt. En zo verrijk je elkaar en vooral de stad. Mooi dat zo'n visie binnen Alkmaar wordt gedragen door meerdere partijen.
Ik was bang, dat dit weer een sessie zou worden waarin de grote culturele instellingen te horen zouden krijgen dat het zo goed zou zijn als zij hun ‘geld’ in de markt gaan halen. Persoonlijk word ik wat moedeloos van het gemak waarin dit wordt geroepen door Jan en alleman, zonder dat dit gebaseerd op echt inhoudelijke kennis van zaken. Als je minder wilt investeren in cultuur in je stad, zeg dat dan. Wees eerlijk over de achtergronden van je redenering, en laat het aan de instellingen zelf over om oplossingen te vinden. Dat kunnen ze prima zelf, als ze met de investerende overheid een gelijkwaardig gesprek kunnen voeren over welke zaken de gemeente wel wil subsidiëren voor zijn stad, en welke ze niet meer belangrijk vindt.
Niets was minder waar. De wethouder had ons uitgenodigd om te reageren op een aantal stellingen, waarin zij zocht waaraan de culturele ondernemers behoefte hebben. En dan maakte ze ook vrij nadrukkelijk onderscheid tussen de ‘gevestigde orde’, de basisinstellingen; en de vrije jongens, de broedplaatsen, de startende culturele ondernemingen. Ze onderschreef mijn pleidooi dat een goed cultureel klimaat in een stad beide nodig heeft. Je hebt een basis nodig, waarin de burgers van een stad inspiratie vinden, hun historie terug kunnen vinden, basislessen muziek en kunst, kunnen lezen over grote kunstenaars en wereldse ideeën. Dat heel veel kunstenaars die nu bezig zijn te starten in een broedplaats vroeger zijn gestart als lezer, leerling van centrum voor de kunsten, met school naar het theater gingen of naar het museum en zo het zaad voor hun kunstenaarschap is geplant.
Het grappige is dat de bibliotheek ook graag samenwerkt met initiatieven zoals de broedplaatsen in Alkmaar. Samen met bijvoorbeeld Project 072 hebben we een keer in de wijk Overdie een taal- en leesbevorderingsproject gedaan, en met Hal 25 hebben we samen gekeken of 'literair loungen' konden opzetten. Dat laatste is helaas niet gelukt door te weinig belangstelling, maar de wil tot samenwerking is er zeker. Samen kun je op andere plekken iets maken wat buiten de gebaande paden ligt. En zo verrijk je elkaar en vooral de stad. Mooi dat zo'n visie binnen Alkmaar wordt gedragen door meerdere partijen.
dinsdag 4 oktober 2011
Bedrijfskleding, of “Het uniform”
Na een discussie over bedrijfskleding met @Esthervalent en @Joostheessels schreef Joost een blog over wat hij ‘Het uniform’ noemt. Duidelijk is dat Joost geen voorstander is van bedrijfskleding.
Hij komt met een aantal opmerkingen over waar de professionaliteit van een bibliothecaris uit zou moeten blijken, waar het belang van de medewerker blijft (hij vindt het gekozen ontwerp van het formulebureau blijkbaar niet mooi “clownspak”) en hij is duidelijk ook geen voorstander van het formulemanagement en het inbrengen van meer marketingprincipes in de branche.
Ik wilde eerst antwoorden op de blog van Joost zelf, maar dat wordt een erg lang antwoord, dus nu even via een omweg op mijn eigen blog.
Joost vindt dat directeuren te veel hun oren laten hangen naar marketinggoeroe’s, omdat ze er zelf nooit iets over hebben geleerd. Of dat waar is in zijn bibliotheek weet ik niet. Ik kan alleen voor mij zelf spreken. Ik weet wel wat van marketing, maar ben geen expert. Ik vind dat heel veel dingen een vak zijn, zoals marketing, inrichting, inlichtingen verschaffen. Voor al deze zaken is het handig als je kennis hebt, algemene vakkennis en op het moment dat je in een bepaalde branche je kennis wilt gaan toepassen ook kennis van die branche. Dus dat directeuren kennis inhuren die ze zelf niet hebben vind ik alleen maar heel erg slim. Ik hoop alleen wel dat ze kritisch luisteren. Niet alles klakkeloos over nemen, proeven willen nemen, echt met elkaar in gesprek willen gaan (dus ook die marketeer of welke andere deskundige dan ook met de directeur).
Veel medewerkers en directeuren wijzen ‘retail’ af omdat ze zichzelf geen verkoper vinden. En dat klopt we zijn geen verkoper. We zijn een verhalenverteller, een gids, een adviseur en een leidsman. En toch en toch….
Ik kom in verschillende organisaties en verschillende winkels. In een ziekenhuis draagt het personeel een uniform, bij de Albert Heijn draagt het personeel bedrijfskleding, bij de Mediamarkt idem dito. Bij de H&M dragen de meiden kleding die in de rekken hangt, ze zijn het uithangbord voor de winkel. In veel winkels koop ik iets, maar vaak pas nadat ik advies heb gehad van medewerkers uit de betreffende winkel. Ik spreek makkelijker iemand aan als hij/zij herkenbaar is als medewerker van de winkel. Meiden of kerels die met z’n allen achter de kassa staan te kletsen word ik chagrijnig van, en meestal loop ik dan de winkel uit, ongeacht of ze nou bedrijfskleding aan hebben of niet.
Ik zoek in medewerkers een actieve houding naar klanten. Ik wil het gevoel hebben dat ze mij van dienst willen zijn, dat ze mij willen helpen. En soms wil ik alleen rond kijken, maar toch het gevoel hebben dat ik ergens wel met mijn vraag terecht kan. Dat iemand mij heeft ‘gezien’. Ik vind dat de basis die ik terug vind in het formulemanagement. Het gaat niet om het ‘verkopen’. Het gaat er om dat onze medewerkers al voordat de klant binnen is langs de schappen loopt en bedenkt hoe de klant naar zijn ‘waar’ kijkt. Wat zoekt de klant en hoe vindt hij dat het makkelijkst. En ook, hoe herkent hij de medewerker het makkelijkst. En wil die medewerker ook even aan de klant vragen of hij kan vinden wat hij zoekt?
Als bibliotheek heb je de taak om klanten te helpen de juiste informatie te vinden, en om de klant te verrassen, te verleiden zich verder te ontwikkelen. Dus niet alleen informatie op maat, maar ook de vraag achter de vraag. Met alles wat wij in de kast of op de computer hebben staan, maar ook door het aanbieden van lezingen, debatten, kennisnetwerken etc etc.
“Het uniform” staat voor mij voor een actieve houding van een medewerker, ongeacht op welke plek je in de bibliotheek staat. Alles vanuit het besef dat wij als bibliotheek er zijn voor onze klanten, voor de burgers van de stad. En dat we er niet zijn met achter een balie te zitten, wachten totdat klanten ons op zoeken, roepen dat we zoveel te bieden hebben. Dat moeten we actief uitdragen. En tot de tijd dat dat niet gebeurt zijn alle keycords, badges, bedrijfskleding lapmiddelen, manieren om te proberen het besef bij medewerkers te creëren dat de tijd van achterover leunen en verwachten dat de klant wel uit zich zelf ziet wat voor moois wij te bieden.
Dus Joost en alle andere medewerkers van bibliotheken, ik vind het prima om een discussie aan te gaan over de wenselijkheid van bedrijfskleding, maar dan wel vanuit de gedachte dat er een wil moet zijn om onze klanten beter te bereiken. En dan is leren van winkels, van het bedrijfsleven, van andere takken van sport spannend en uitdagend en gaat het er om de juiste vertaling te maken voor de bibliotheek. Dat kunnen en willen we toch met z’n allen?
Hij komt met een aantal opmerkingen over waar de professionaliteit van een bibliothecaris uit zou moeten blijken, waar het belang van de medewerker blijft (hij vindt het gekozen ontwerp van het formulebureau blijkbaar niet mooi “clownspak”) en hij is duidelijk ook geen voorstander van het formulemanagement en het inbrengen van meer marketingprincipes in de branche.
Ik wilde eerst antwoorden op de blog van Joost zelf, maar dat wordt een erg lang antwoord, dus nu even via een omweg op mijn eigen blog.
Joost vindt dat directeuren te veel hun oren laten hangen naar marketinggoeroe’s, omdat ze er zelf nooit iets over hebben geleerd. Of dat waar is in zijn bibliotheek weet ik niet. Ik kan alleen voor mij zelf spreken. Ik weet wel wat van marketing, maar ben geen expert. Ik vind dat heel veel dingen een vak zijn, zoals marketing, inrichting, inlichtingen verschaffen. Voor al deze zaken is het handig als je kennis hebt, algemene vakkennis en op het moment dat je in een bepaalde branche je kennis wilt gaan toepassen ook kennis van die branche. Dus dat directeuren kennis inhuren die ze zelf niet hebben vind ik alleen maar heel erg slim. Ik hoop alleen wel dat ze kritisch luisteren. Niet alles klakkeloos over nemen, proeven willen nemen, echt met elkaar in gesprek willen gaan (dus ook die marketeer of welke andere deskundige dan ook met de directeur).
Veel medewerkers en directeuren wijzen ‘retail’ af omdat ze zichzelf geen verkoper vinden. En dat klopt we zijn geen verkoper. We zijn een verhalenverteller, een gids, een adviseur en een leidsman. En toch en toch….
Ik kom in verschillende organisaties en verschillende winkels. In een ziekenhuis draagt het personeel een uniform, bij de Albert Heijn draagt het personeel bedrijfskleding, bij de Mediamarkt idem dito. Bij de H&M dragen de meiden kleding die in de rekken hangt, ze zijn het uithangbord voor de winkel. In veel winkels koop ik iets, maar vaak pas nadat ik advies heb gehad van medewerkers uit de betreffende winkel. Ik spreek makkelijker iemand aan als hij/zij herkenbaar is als medewerker van de winkel. Meiden of kerels die met z’n allen achter de kassa staan te kletsen word ik chagrijnig van, en meestal loop ik dan de winkel uit, ongeacht of ze nou bedrijfskleding aan hebben of niet.
Ik zoek in medewerkers een actieve houding naar klanten. Ik wil het gevoel hebben dat ze mij van dienst willen zijn, dat ze mij willen helpen. En soms wil ik alleen rond kijken, maar toch het gevoel hebben dat ik ergens wel met mijn vraag terecht kan. Dat iemand mij heeft ‘gezien’. Ik vind dat de basis die ik terug vind in het formulemanagement. Het gaat niet om het ‘verkopen’. Het gaat er om dat onze medewerkers al voordat de klant binnen is langs de schappen loopt en bedenkt hoe de klant naar zijn ‘waar’ kijkt. Wat zoekt de klant en hoe vindt hij dat het makkelijkst. En ook, hoe herkent hij de medewerker het makkelijkst. En wil die medewerker ook even aan de klant vragen of hij kan vinden wat hij zoekt?
Als bibliotheek heb je de taak om klanten te helpen de juiste informatie te vinden, en om de klant te verrassen, te verleiden zich verder te ontwikkelen. Dus niet alleen informatie op maat, maar ook de vraag achter de vraag. Met alles wat wij in de kast of op de computer hebben staan, maar ook door het aanbieden van lezingen, debatten, kennisnetwerken etc etc.
“Het uniform” staat voor mij voor een actieve houding van een medewerker, ongeacht op welke plek je in de bibliotheek staat. Alles vanuit het besef dat wij als bibliotheek er zijn voor onze klanten, voor de burgers van de stad. En dat we er niet zijn met achter een balie te zitten, wachten totdat klanten ons op zoeken, roepen dat we zoveel te bieden hebben. Dat moeten we actief uitdragen. En tot de tijd dat dat niet gebeurt zijn alle keycords, badges, bedrijfskleding lapmiddelen, manieren om te proberen het besef bij medewerkers te creëren dat de tijd van achterover leunen en verwachten dat de klant wel uit zich zelf ziet wat voor moois wij te bieden.
Dus Joost en alle andere medewerkers van bibliotheken, ik vind het prima om een discussie aan te gaan over de wenselijkheid van bedrijfskleding, maar dan wel vanuit de gedachte dat er een wil moet zijn om onze klanten beter te bereiken. En dan is leren van winkels, van het bedrijfsleven, van andere takken van sport spannend en uitdagend en gaat het er om de juiste vertaling te maken voor de bibliotheek. Dat kunnen en willen we toch met z’n allen?
woensdag 21 september 2011
Aanwinsten
Vandaag hield ik vijf sollicitatiegesprekken voor de functie van officemanager voor de EBLIDA. Vijf mensen met een eigen verhaal waarom ze bij de EBLIDA willen werken. Vier van de vijf sollicitanten waren niet in Nederland geboren. Drie van de vier waren uit Europa, een kwam uit Kirgizië. De Europeanen waren van Belgische en Ierse origine. De Belgische sprak Nederlands, geen taalbarriere. Van de Iersen sprak er een vloeiend Nederlands, de ander sprak na 12 jaar Nederland nog niet voldoende Nederlands om mijn introductie zonder al te veel problemen te kunnen volgen. De Kirgizische sprak vloeiend Engels. Nederlands beheerste ze voldoende, op middelbaar school niveau zei ze zelf, want ze leerde met haar oudste dochter mee bij het helpen met huiswerk.
Ik was zeer onder de indruk van alle kandidaten, en vooral van de Kirgizische. Zoveel doorzettingsvermogen om het hier te willen maken, zoveel intelligentie. Het beeld van de arme immigrant met taalachterstand is een plat plaatje. Er zitten ook heel veel talentvolle, hardwerkende, supergemotiveerde mensen tussen waar wij veel plezier van kunnen hebben.
Ik was zeer onder de indruk van alle kandidaten, en vooral van de Kirgizische. Zoveel doorzettingsvermogen om het hier te willen maken, zoveel intelligentie. Het beeld van de arme immigrant met taalachterstand is een plat plaatje. Er zitten ook heel veel talentvolle, hardwerkende, supergemotiveerde mensen tussen waar wij veel plezier van kunnen hebben.
donderdag 15 september 2011
Een reality check
Vanmiddag was ik bij een netwerkbijeenkomst voor ondernemers die maatschappelijk bewust willen ondernemen in de regio Alkmaar. Wij zijn als bibliotheek lid van "De Waaier". Ik voel me er altijd een beetje dubbel. Aan één kant zouden wij heel graag met een aantal bedrijven die daar ook lid van zijn sponsorcontracten, samenwerkingsovereenkomsten aan gaan. Anderzijds doen wij ook zelf mee als het gaat om inzet van personeel bij een dag als NL doet of leveren wij kostenloos een vergader- of trainingsruimte voor een vrijwilligersorganisatie die behoorlijk minder te 'makken' heeft dan wij. Wij zijn tenslotte een 'rijke' club ten opzichte van andere organisaties, al kunnen we best wat sponsorgelden goed gebruiken voor interessante projecten.
Er is na afloop van zo'n bijeenkomst, waarbij de gastheer/vrouw een verhaal houdt over zijn/haar bedrijf, een borrel. En dan praat je met wat mensen. Kwam ik naast een ondernemer te staan die aan 'totaal communicatie' doet. Die keek op mijn naamkaartje en zei: "Bibliotheek.... hoe lang heeft dat nog bestaansrecht?" Tja.... dan sta je even met je mond vol tanden. Want natuurlijk ken ik de bedreigingen die er zijn, maar ik zie zoveel kansen voor de bibliotheek.
Dus knoopte ik het gesprek aan. Waar zijn uitspraak op gebaseerd was. Dat legde hij me uit. Hij had de teloorgang van videotheken 10 jaar geleden al voorspeld, en zie ze waren er niet of nauwelijks meer. En bibliotheken zaten in een soortgelijke markt. Wij moesten ons naar zijn oordeel vooral richten op ouderen. Die hadden wel tijd om een boek of 5 te lezen. Anderen niet.
Ik vroeg hem hoe hij keek naar jongeren, naar kinderen, naar hun taalvaardigheid. Hij, zelf dyslectisch, vond dat lezen je vooral niet opgedrongen moest worden. Hmmmm. OK, andere invalshoek. Hoe redde hij zichzelf als ondernemer? Dan moest je toch veel lezen. Ja, dat deed hij nu wel veel, maar heel veel digitaal. Waar hij zijn informatie vandaan haalde.... Internet. Vind je alles dan? Ja, dat geloof ik wel.
Met her en der wat heen en weer praten kwam ik er achter dan hij een dochter had van 2,5. Die hoefde wat hem betreft nog niet te lezen. Je moest kinderen iets aanreiken wanneer ze het zelf wilden, het kind kan zelf heel goed aangeven wat het wil. Hmmmm. Ik hoop maar dat zijn dochter aangeeft dat ze iets anders wil lezen, en dat ze naar de bieb wil ;-)
Wat ik belangrijk vond van deze middag (want ook nog een ondernemer gesproken die gelijk een managementlezingencyclus met de bieb wilde organiseren) is dat er een stevige groep in de maatschappij rond loopt die vindt dat de bibliotheek geen bestaansrecht meer heeft. Die ook niets heeft met lezen, dat alles op internet staat, dat e-business de toekomst heeft.
Dat als je doorpraat daar ook wel vaak weer een stevige nuance op zit, maar dat heel veel wordt afgemeten aan "is er een markt voor" vanuit echt een ondernemersoog. Dat er niet gelijk een besef zit, of wij zien het als branche helemaal verkeerd, dat je zonder voldoende leesvaardigheid niet echt lekker mee komt in deze wereld.
De meeting van vanmiddag heeft me weer extra gesterkt in het idee dat de bibliotheek echt op een kruispunt staat. We zullen andere wegen moeten inslaan om aan onze basistaak in de maatschappij invulling te kunnen geven. En we zullen dat beter en vaker en anders voor het voetlicht moeten brengen. De uitdaging is om onze boodschap dusdanig te brengen dat ondernemers straks staan te springen om zaken met ons te doen, hun kennis met ons en onze klanten te delen, zeggen... wat goed dat jullie er zijn!
(afbeelding Flickr.com http://moby.to/p1b9ys)
Er is na afloop van zo'n bijeenkomst, waarbij de gastheer/vrouw een verhaal houdt over zijn/haar bedrijf, een borrel. En dan praat je met wat mensen. Kwam ik naast een ondernemer te staan die aan 'totaal communicatie' doet. Die keek op mijn naamkaartje en zei: "Bibliotheek.... hoe lang heeft dat nog bestaansrecht?" Tja.... dan sta je even met je mond vol tanden. Want natuurlijk ken ik de bedreigingen die er zijn, maar ik zie zoveel kansen voor de bibliotheek.
Dus knoopte ik het gesprek aan. Waar zijn uitspraak op gebaseerd was. Dat legde hij me uit. Hij had de teloorgang van videotheken 10 jaar geleden al voorspeld, en zie ze waren er niet of nauwelijks meer. En bibliotheken zaten in een soortgelijke markt. Wij moesten ons naar zijn oordeel vooral richten op ouderen. Die hadden wel tijd om een boek of 5 te lezen. Anderen niet.
Ik vroeg hem hoe hij keek naar jongeren, naar kinderen, naar hun taalvaardigheid. Hij, zelf dyslectisch, vond dat lezen je vooral niet opgedrongen moest worden. Hmmmm. OK, andere invalshoek. Hoe redde hij zichzelf als ondernemer? Dan moest je toch veel lezen. Ja, dat deed hij nu wel veel, maar heel veel digitaal. Waar hij zijn informatie vandaan haalde.... Internet. Vind je alles dan? Ja, dat geloof ik wel.
Met her en der wat heen en weer praten kwam ik er achter dan hij een dochter had van 2,5. Die hoefde wat hem betreft nog niet te lezen. Je moest kinderen iets aanreiken wanneer ze het zelf wilden, het kind kan zelf heel goed aangeven wat het wil. Hmmmm. Ik hoop maar dat zijn dochter aangeeft dat ze iets anders wil lezen, en dat ze naar de bieb wil ;-)
Wat ik belangrijk vond van deze middag (want ook nog een ondernemer gesproken die gelijk een managementlezingencyclus met de bieb wilde organiseren) is dat er een stevige groep in de maatschappij rond loopt die vindt dat de bibliotheek geen bestaansrecht meer heeft. Die ook niets heeft met lezen, dat alles op internet staat, dat e-business de toekomst heeft.
Dat als je doorpraat daar ook wel vaak weer een stevige nuance op zit, maar dat heel veel wordt afgemeten aan "is er een markt voor" vanuit echt een ondernemersoog. Dat er niet gelijk een besef zit, of wij zien het als branche helemaal verkeerd, dat je zonder voldoende leesvaardigheid niet echt lekker mee komt in deze wereld.
De meeting van vanmiddag heeft me weer extra gesterkt in het idee dat de bibliotheek echt op een kruispunt staat. We zullen andere wegen moeten inslaan om aan onze basistaak in de maatschappij invulling te kunnen geven. En we zullen dat beter en vaker en anders voor het voetlicht moeten brengen. De uitdaging is om onze boodschap dusdanig te brengen dat ondernemers straks staan te springen om zaken met ons te doen, hun kennis met ons en onze klanten te delen, zeggen... wat goed dat jullie er zijn!
(afbeelding Flickr.com http://moby.to/p1b9ys)
dinsdag 13 september 2011
Een glazen bol
Soms wou ik dat ik een glazen bol had en de toekomst kon voorspellen.
Soms zijn glazen bollen veel leuker als je er in zit, en het kind in je los laat.
Soms zijn glazen bollen veel leuker als je er in zit, en het kind in je los laat.
dinsdag 6 september 2011
Het grote loslaten, of een beetje prutsen
Vandaag zat ik met mijn collega Jan Kaldenbach te praten over onze organisatie. Hoe we vinden dat het gaat. En we zijn best tevreden over onze bibliotheek, maar zoals het bij ons wel vaker gaat hebben we de sterke behoefte om naar elkaar uit te spreken waar het beter kan.
En zo kwamen we er toe elkaar te beklagen over het feit dat er bij onze bibliotheek zo'n enorme behoefte bestaat om alles vast te leggen in protocollen, projectvoorstellen, urenregistraties, etc etc. We doen er zelf ook heel vaak aan mee als management. Het slaat ook veel creativiteit dood.
Het moet anders kunnen naar mijn idee. En dat is dus lastig. Ik ben niet zo van de structuren, terwijl ik weet dat heel veel medewerkers daar wel een enorme behoefte aan hebben. Daar geef ik vaak aan toe, omdat sturing op resultaten bij mijn 'taken' hoort. En ook omdat onze organisatie zo groot is dat we niet zonder structuren kunnen. Aan duidelijkheid wat mag en wat niet mag. Aan inperking van werk en aan de behoefte om te horen dat het goed is als je af en toe buiten de lijntjes kleurt. Dat zoals Jan Kaldenbach zelf graag noemt "een beetje prutsen" heel erg goed voor veel van onze medewerkers zou zijn... omdat een beetje prutsen om te kijken waar we uitkomen mooie dingen op kan leveren ook zonder projectplan.
Als directeur weet ik heel goed dat ik het goede voorbeeld moet geven ;-)Dus ik ga het weer eens proberen de komende tijd, niet te managen, maar te regelen. Om te zorgen voor loslaten en ruimte te bieden voor een beetje prutsen.
Dan doe ik over een maand of wat wel weer een pleidooi voor gestructureerd werken ;-)
En zo kwamen we er toe elkaar te beklagen over het feit dat er bij onze bibliotheek zo'n enorme behoefte bestaat om alles vast te leggen in protocollen, projectvoorstellen, urenregistraties, etc etc. We doen er zelf ook heel vaak aan mee als management. Het slaat ook veel creativiteit dood.
Het moet anders kunnen naar mijn idee. En dat is dus lastig. Ik ben niet zo van de structuren, terwijl ik weet dat heel veel medewerkers daar wel een enorme behoefte aan hebben. Daar geef ik vaak aan toe, omdat sturing op resultaten bij mijn 'taken' hoort. En ook omdat onze organisatie zo groot is dat we niet zonder structuren kunnen. Aan duidelijkheid wat mag en wat niet mag. Aan inperking van werk en aan de behoefte om te horen dat het goed is als je af en toe buiten de lijntjes kleurt. Dat zoals Jan Kaldenbach zelf graag noemt "een beetje prutsen" heel erg goed voor veel van onze medewerkers zou zijn... omdat een beetje prutsen om te kijken waar we uitkomen mooie dingen op kan leveren ook zonder projectplan.
Als directeur weet ik heel goed dat ik het goede voorbeeld moet geven ;-)Dus ik ga het weer eens proberen de komende tijd, niet te managen, maar te regelen. Om te zorgen voor loslaten en ruimte te bieden voor een beetje prutsen.
Dan doe ik over een maand of wat wel weer een pleidooi voor gestructureerd werken ;-)
woensdag 24 augustus 2011
Een generatie sterft uit
Vanavond werd ik gebeld door mijn vader. Mijn tante Gerrie, laatste levende zus van mijn moeder is overleden om half zeven. Ze was al een tijd ziek. Een jaar geleden ongeveer had ze te horen gekregen dat de kanker terug was gekeerd, en dat er geen behandeling meer mogelijk was. Ze kon hooguit voor een nieuwe chemo gaan, die leven verlengend zou zijn. Dat heeft ze niet gewild.
Tante Gerrie, (en oom Marten) waar ik als kind veel kwam op de boerderij. Van het type mens dat hard werkte, geld in de dieren en in de machinerie stak, zichzelf op een lager plan zette. Hartelijk, warm. Het zusje waarmee mijn moeder uren aan de telefoon hing, tot grote ergernis van mijn vader. De tante bij wie ik ging logeren bij mijn één jaar minus twee dagen oudere nicht Greet. Bij wie je 's nachts van de trap, over de deel en de straat naar de poepdoos moest voor de verbouwing. Bij wie er altijd koffie klaar stond. Die op latere leeftijd als giebelende tiener genoot van een jaarlijkse fietstocht met mijn tante Henny, tante Koenie en mijn moeder. En dan gingen er broodjes en koffie mee en trakteerden ze zichzelf lekker op koffie met gebak.
Tante Gerrie bij wie ik vorige week nog op bezoek was. Ze lag in bed in de huiskamer. Ze zei : Hendrika, en ik zei: Garregien... "ja zoals vroeger zei ze". We spraken over mijn moeder, over hoe ze het had gemist de laatste vijf jaar om met mijn moeder te kunnen praten. Dat het moeilijk was deze laatste dagen, weken. Dat ze pijn had en dat het genoeg was. Dat ze mijn lief en mij een mooie trouwdag toe wenste. Ik sprak met haar af dat mijn lief en ik langs zouden komen in onze trouwkleding, om haar mee te laten genieten.
Het heeft niet zo mogen zijn. De laatste zus van mijn moeder is overleden, en een generatie valt weg. Vrijdag gedenken we de liefde voor de levenden en de doden.
Tante Gerrie, (en oom Marten) waar ik als kind veel kwam op de boerderij. Van het type mens dat hard werkte, geld in de dieren en in de machinerie stak, zichzelf op een lager plan zette. Hartelijk, warm. Het zusje waarmee mijn moeder uren aan de telefoon hing, tot grote ergernis van mijn vader. De tante bij wie ik ging logeren bij mijn één jaar minus twee dagen oudere nicht Greet. Bij wie je 's nachts van de trap, over de deel en de straat naar de poepdoos moest voor de verbouwing. Bij wie er altijd koffie klaar stond. Die op latere leeftijd als giebelende tiener genoot van een jaarlijkse fietstocht met mijn tante Henny, tante Koenie en mijn moeder. En dan gingen er broodjes en koffie mee en trakteerden ze zichzelf lekker op koffie met gebak.
Tante Gerrie bij wie ik vorige week nog op bezoek was. Ze lag in bed in de huiskamer. Ze zei : Hendrika, en ik zei: Garregien... "ja zoals vroeger zei ze". We spraken over mijn moeder, over hoe ze het had gemist de laatste vijf jaar om met mijn moeder te kunnen praten. Dat het moeilijk was deze laatste dagen, weken. Dat ze pijn had en dat het genoeg was. Dat ze mijn lief en mij een mooie trouwdag toe wenste. Ik sprak met haar af dat mijn lief en ik langs zouden komen in onze trouwkleding, om haar mee te laten genieten.
Het heeft niet zo mogen zijn. De laatste zus van mijn moeder is overleden, en een generatie valt weg. Vrijdag gedenken we de liefde voor de levenden en de doden.
dinsdag 23 augustus 2011
Tijd en aandacht voor liefde
Mijn vakantie is drie weken geleden en het volgende weekje vrij is in het verschiet. Een volle agenda en een vol aantekeningenblad met taken die liefst nog allemaal in morgen geperst moeten worden. Niet zo maar, met een reden. Donderdag heb ik vrij om tijd en aandacht, rust en ruimte in mijn hoofd te maken van de waan van alle dag. Want vrijdag ga ik trouwen met mijn lief. Het wordt een prachtige dag.
Nu ben je heel lang met zo'n dag van te voren bezig. Wie ga je uitnodigen, waar ga je het feest vieren, welke muziek, welke hapjes, welk diner, welke kleding etc etc. Keuzes maken om te zorgen dat de dag zelf alles goed verloopt, en je kunt genieten van alle aandacht en van het feest dat je mensen biedt.
Vanavond zit ik achter mijn laptop de liefdesverklaring aan mijn lief te schrijven. Dat heeft tijd en aandacht nodig. Ik wil de juiste dingen zeggen, hem laten voelen wat ik voor hem voel, hoe hij me laat voelen. De tekst is wel klaar, morgen nog eens over lezen en dan uitprinten.
Dus zat ik te denken of ik met die tijd en aandacht die ik vind dat zaken die de moeite waard zijn, nog een mooi vergelijk kon maken naar het bibliotheekwerk. Want alles is het waard om tijd en aandacht aan te besteden. Vanavond laat ik de bieb de bieb.
Tijd en aandacht voor liefde...
Nu ben je heel lang met zo'n dag van te voren bezig. Wie ga je uitnodigen, waar ga je het feest vieren, welke muziek, welke hapjes, welk diner, welke kleding etc etc. Keuzes maken om te zorgen dat de dag zelf alles goed verloopt, en je kunt genieten van alle aandacht en van het feest dat je mensen biedt.
Vanavond zit ik achter mijn laptop de liefdesverklaring aan mijn lief te schrijven. Dat heeft tijd en aandacht nodig. Ik wil de juiste dingen zeggen, hem laten voelen wat ik voor hem voel, hoe hij me laat voelen. De tekst is wel klaar, morgen nog eens over lezen en dan uitprinten.
Dus zat ik te denken of ik met die tijd en aandacht die ik vind dat zaken die de moeite waard zijn, nog een mooi vergelijk kon maken naar het bibliotheekwerk. Want alles is het waard om tijd en aandacht aan te besteden. Vanavond laat ik de bieb de bieb.
Tijd en aandacht voor liefde...
vrijdag 19 augustus 2011
Formulemanagement, een pleidooi
Vandaag uitgebreid gesproken en nagedacht over het formulemanagement. Kennemerwaard is één van de deelnemers aan dit grootschalige en prijzige project. Hoe kijk ik aan tegen de oorspronkelijke doelstellingen en hoe er in het land over gesproken wordt.(foto Flickr.com)
Totaalfilosofie
Ik weet dat er op een aantal fronten stevig wordt ‘gehakt’ op het formulemanagement. Te duur, keurslijf, inrichtingskunstje etc etc. Ik word daar erg droevig van, omdat ik wel geloof in het idee achter het formulemanagement. Het idee, en ik leg het nog maar eens uit, is om op landelijk niveau (nieuwe) concepten, producten en diensten te ontwikkelen die vervolgens over genomen kunnen worden en doorontwikkeld worden. Door de innovatie en ontwikkeling te bundelen ontwikkelen we het in één keer, en kan het vervolgens uitgerold worden. Het is een totaalplaatje. Dus in de formule zit de inrichting, de collectie, personeel, marketing etc etc allemaal ingebakken. Wat mij betreft is de reden waarom wij er met Kennemerwaard in gestapt zijn een kwaliteitslag. Ik wil beter gaan presteren, en wil ons personeel beter geoutilleerd tussen de kasten hebben staan. Met (hernieuwde) passie voor die klant. En dat graag ook kunnen meten aan andere bibliotheken. En ik wil het graag ontwikkeld hebben op landelijk niveau, en doorontwikkeld. En indien noodzakelijk wil ik daar ook zelf in investeren en dat hebben we ook gedaan in geld en personeel. Omdat ik geloof in samen de grote dingen op pakken, en lokaal ons richten op het netwerk en ‘verkopen’ van onze bibliotheek.
Cherrypicking
Wat ik nu hoor is dat heel veel bibliotheken ‘retail’ of ‘formulemanagement’ zien als een inrichtingskunstje. Ze gaan wat doen aan displayen, er wordt een verkooptraining gegeven aan het personeel en dat is het wel. Maar het is zoals ik hier boven schreef een totaalfilosofie. Je wilt een aantrekkelijke bibliotheek zijn, met goed opgeleid personeel, een goede monitor op de collectie, een goed marketing verhaal. Als je dus een aantal elementen ‘overneemt’ , en dan ook nog van partijen die niet betrokken zijn bij de ontwikkeling van het geheel dan doe je eigenlijk aan plagiaat. Ik heb wel eens de vergelijking getrokken tussen Sappho en Marlies Dekkers. Het lijkt op het eerste verschil hetzelfde, lijkt dezelfde functie te hebben, maar echt de pasvorm is heel anders en ja, ook de prijskaart.
“Bashing”
Wat ik zie gebeuren is dat er met oneigenlijke argumenten op het ontwikkelen van de formules wordt ingehakt. Het project wordt niet beoordeeld op zijn merites, op wat er als primair oogmerk ons voor ogen stond. Men is niet bereid het totaalbeeld waar het naar toe zou moeten te kijken, want het is nog niet af en zal ook nooit af komen, want er moet altijd worden doorontwikkeld. Ik hoor dezelfde argumenten als bij het beeldmerk, ‘ik vind het niet mooi’, ‘waar blijft mij lokale autonomie’ voorbijkomen. Dat zijn wat mij betreft non-argumenten, emotie die niets met feitelijkheden te maken hebben. Ik denk dat we als branche heel veel baat kunnen hebben bij meer standaardiseren van welke ‘prestaties’ er gehaald zouden moeten worden als het gaat om collectie, bezoekersaantallen, openingsuren etc . etc. Natuurlijk ook gerelateerd aan je subsidieniveau, maar toch… durf de vergelijking aan met je collega’s. Durf te leren van elkaar, en durf dat ook in cijfers, kwaliteitskenmerken etc te benoemen. Ga niet hakken op dat wat er in jouw ogen niet deugt, benoem wat er beter kan en wees constructief. Van mij mag je best het formulemanagement volstrekt afwijzen, maar doe dat dan op het totaalverhaal en niet op onderdelen. En als je er wel iets in ziet, pak het dan goed aan. Ga voor de ‘full monty’ of doe het niet. Want met half doorgevoerde strategieën heeft nog nooit iemand een oorlog gewonnen.
Totaalfilosofie
Ik weet dat er op een aantal fronten stevig wordt ‘gehakt’ op het formulemanagement. Te duur, keurslijf, inrichtingskunstje etc etc. Ik word daar erg droevig van, omdat ik wel geloof in het idee achter het formulemanagement. Het idee, en ik leg het nog maar eens uit, is om op landelijk niveau (nieuwe) concepten, producten en diensten te ontwikkelen die vervolgens over genomen kunnen worden en doorontwikkeld worden. Door de innovatie en ontwikkeling te bundelen ontwikkelen we het in één keer, en kan het vervolgens uitgerold worden. Het is een totaalplaatje. Dus in de formule zit de inrichting, de collectie, personeel, marketing etc etc allemaal ingebakken. Wat mij betreft is de reden waarom wij er met Kennemerwaard in gestapt zijn een kwaliteitslag. Ik wil beter gaan presteren, en wil ons personeel beter geoutilleerd tussen de kasten hebben staan. Met (hernieuwde) passie voor die klant. En dat graag ook kunnen meten aan andere bibliotheken. En ik wil het graag ontwikkeld hebben op landelijk niveau, en doorontwikkeld. En indien noodzakelijk wil ik daar ook zelf in investeren en dat hebben we ook gedaan in geld en personeel. Omdat ik geloof in samen de grote dingen op pakken, en lokaal ons richten op het netwerk en ‘verkopen’ van onze bibliotheek.
Cherrypicking
Wat ik nu hoor is dat heel veel bibliotheken ‘retail’ of ‘formulemanagement’ zien als een inrichtingskunstje. Ze gaan wat doen aan displayen, er wordt een verkooptraining gegeven aan het personeel en dat is het wel. Maar het is zoals ik hier boven schreef een totaalfilosofie. Je wilt een aantrekkelijke bibliotheek zijn, met goed opgeleid personeel, een goede monitor op de collectie, een goed marketing verhaal. Als je dus een aantal elementen ‘overneemt’ , en dan ook nog van partijen die niet betrokken zijn bij de ontwikkeling van het geheel dan doe je eigenlijk aan plagiaat. Ik heb wel eens de vergelijking getrokken tussen Sappho en Marlies Dekkers. Het lijkt op het eerste verschil hetzelfde, lijkt dezelfde functie te hebben, maar echt de pasvorm is heel anders en ja, ook de prijskaart.
“Bashing”
Wat ik zie gebeuren is dat er met oneigenlijke argumenten op het ontwikkelen van de formules wordt ingehakt. Het project wordt niet beoordeeld op zijn merites, op wat er als primair oogmerk ons voor ogen stond. Men is niet bereid het totaalbeeld waar het naar toe zou moeten te kijken, want het is nog niet af en zal ook nooit af komen, want er moet altijd worden doorontwikkeld. Ik hoor dezelfde argumenten als bij het beeldmerk, ‘ik vind het niet mooi’, ‘waar blijft mij lokale autonomie’ voorbijkomen. Dat zijn wat mij betreft non-argumenten, emotie die niets met feitelijkheden te maken hebben. Ik denk dat we als branche heel veel baat kunnen hebben bij meer standaardiseren van welke ‘prestaties’ er gehaald zouden moeten worden als het gaat om collectie, bezoekersaantallen, openingsuren etc . etc. Natuurlijk ook gerelateerd aan je subsidieniveau, maar toch… durf de vergelijking aan met je collega’s. Durf te leren van elkaar, en durf dat ook in cijfers, kwaliteitskenmerken etc te benoemen. Ga niet hakken op dat wat er in jouw ogen niet deugt, benoem wat er beter kan en wees constructief. Van mij mag je best het formulemanagement volstrekt afwijzen, maar doe dat dan op het totaalverhaal en niet op onderdelen. En als je er wel iets in ziet, pak het dan goed aan. Ga voor de ‘full monty’ of doe het niet. Want met half doorgevoerde strategieën heeft nog nooit iemand een oorlog gewonnen.
woensdag 17 augustus 2011
New York, leestips
Het lijkt inmiddels al een half jaar geleden, al is het nog maar een maand geleden dat ik met mijn lief in New York was. Een verlaat verjaardagscadeau van mij aan hem.
Nu heb ik de gewoonte om iets te lezen, fictie en non-fictie over de bestemming waar ik naar toe ga. Over New York heb ik gelezen: "Nieuw-Amsterdam: de oorsprong van New York" van Russel Shorto; en "Stad van Dromen" van Beverly Swerling. Het eerste is een non-fictie boek, het tweede een roman. Beiden over de beginjaren van de stad die later het middelpunt van de wereldeconomie zou worden.
De beide boeken grijpen redelijk in elkaar. Shorto beschrijft vanuit het perspectief vanuit met name Adriaan van der Donck. Een jurist die ten tijde van Stuyvesant als eerste rechtsgeleerde in Manhattan probeerde voor de belangen van de bewoners op te komen. Hij wilde van Manhattan een kolonie wilde maken, en niet wilde blijven hangen in de handelspost die de WIC en Stuyvesant het wilden laten blijven. Shorto verteld hoe de Nederlandse handelsgeest, hoe de manier waarop van der Donck, leerling en volgeling van Hugo de Groot en Descartes, tegen grondrechten aankeek New York mee heeft helpen vormen. Hoe de zoveel geroemde tolerantie van de Hollanders daar binnen die kleine gemeenschap noodzakelijk was om te kunnen overleven. Dat Van der Donck een goed begrip had van hoe de indianenstammen leefden en dachten. Dat de indianen helemaal niet dachten dat ze Manhattan verkochten, maar dat zij het gebruik van het land ‘verkochten’ en dat in ruil daarvoor zij ook bescherming verwachten tegen hen vijandig gestemde stammen. Slimme lui die indianen, die deden ook aan handel.
Verder vertelt Shorto hoe New York gebaat is geweest met de eerste opzet van de stad door de Hollanders, hun handelsgeest en hun tolerantie, die plaats vond op het toppunt van de bloei van de Gouden Eeuw. En hoe goed het voor New York is geweest om door de Engelsen overgenomen te worden, dat toen aan de vooravond stond van het grote Engelse imperium. Dat bij de overname New York de enige haven ter wereld was waar Hollandse en Engelse schepen mochten binnenlopen. Omdat bij de overgave door Stuyvesant de raad van de stad had bedongen dat ze vrije handel wilden kunnen blijven voeren met beide (vechtende) partijen. Dat in de eerste wetten van de stad heel veel vrijheden en rechten werden opgenomen die uit de ideeënkoker van Van der Donck kwamen. Allemaal zaken die niet of nauwelijks bekend zijn, zeker niet in Amerika en Engeland. Winnaars herschrijven de wereldgeschiedenis, dus als je Engelstalige geschiedenisboeken over het ontstaan van New York leest staan de Hollanders er wel in, maar wordt hun rol gemarginaliseerd. Volgens Shorto is dat dus onterecht. Leuk en interessant om te lezen.
De roman van Beverly Swerling is een mix van geschiedenis van New York over de eerste honderd jaar sinds de aankomst van de Hollanders, in combinatie met de geschiedenis van de geneeskunde, chirurgie in de 16de en 17de eeuw. Het is een vlotlezend boek, waarbij ze de verhalen van twee families in elkaar vlecht. Met hoerenmadammen, geneesheren, joden, indianen, foute Hollanders, chirurgijnen, haat, liefde, versmade liefde, lynchpartijen, negeropstanden, dwergen. Een veelvoud aan ingrediënten die een lezenswaardig verhaal maken dat een beetje abrupt eindigt.
Het boek beschrijft wel mooi welke beproevingen in de tijden voordat er verdoving en narcose was mensen moesten doorstaan als ze geopereerd moesten worden. Dat mensen lam werden gemaakt met sterke drank en later met laudanum. Maar zodra het mes er in werd gezet werden mensen toch meestal ‘wakker’ van de pijn, waarna het risico groot was dat ze in shock raakten en alsnog kwamen te overlijden. Hoe lang de praktijk van aderlaten werd toegepast terwijl men in bepaalde delen van de westerse wereld men allang wist hoe weinig effectief dat was. In het boek beschrijft Swerling ook de eerste proeven met bloedtransfusies, hoe ontstellend mis dat kan gaan, maar ook hoe goed. Hoe degene die het toepasten verdacht werden van hekserij, van moord, van verdorven nieuwlichterij, uit hun ambt werden gezet. Vrijdenkers hebben het altijd moeilijk, maar in die tijd waarin men stommelend vooruit ploeterde zonder dat er wetenschappelijk onderzoek kon worden gedaan was men afhankelijk van enkele dappere idealisten die hun nek uitstaken voor hun briljante ingevingen. Om diepe bewondering voor te hebben. Als je daarover leest besef je van hoever we zijn gekomen op het gebied van geneeskunde.
Mocht je naar New York gaan, en dezelfde ‘afwijking’ hebben, dan zou ik je aanraden te beginnen met Shorto en daarna Swerling. Zoals gezegd, ze grijpen mooi in elkaar. Met de historische basis van Shorto in je achterhoofd lees het boek van Swerling met een bepaalde herkenning.
Nu heb ik de gewoonte om iets te lezen, fictie en non-fictie over de bestemming waar ik naar toe ga. Over New York heb ik gelezen: "Nieuw-Amsterdam: de oorsprong van New York" van Russel Shorto; en "Stad van Dromen" van Beverly Swerling. Het eerste is een non-fictie boek, het tweede een roman. Beiden over de beginjaren van de stad die later het middelpunt van de wereldeconomie zou worden.
De beide boeken grijpen redelijk in elkaar. Shorto beschrijft vanuit het perspectief vanuit met name Adriaan van der Donck. Een jurist die ten tijde van Stuyvesant als eerste rechtsgeleerde in Manhattan probeerde voor de belangen van de bewoners op te komen. Hij wilde van Manhattan een kolonie wilde maken, en niet wilde blijven hangen in de handelspost die de WIC en Stuyvesant het wilden laten blijven. Shorto verteld hoe de Nederlandse handelsgeest, hoe de manier waarop van der Donck, leerling en volgeling van Hugo de Groot en Descartes, tegen grondrechten aankeek New York mee heeft helpen vormen. Hoe de zoveel geroemde tolerantie van de Hollanders daar binnen die kleine gemeenschap noodzakelijk was om te kunnen overleven. Dat Van der Donck een goed begrip had van hoe de indianenstammen leefden en dachten. Dat de indianen helemaal niet dachten dat ze Manhattan verkochten, maar dat zij het gebruik van het land ‘verkochten’ en dat in ruil daarvoor zij ook bescherming verwachten tegen hen vijandig gestemde stammen. Slimme lui die indianen, die deden ook aan handel.
Verder vertelt Shorto hoe New York gebaat is geweest met de eerste opzet van de stad door de Hollanders, hun handelsgeest en hun tolerantie, die plaats vond op het toppunt van de bloei van de Gouden Eeuw. En hoe goed het voor New York is geweest om door de Engelsen overgenomen te worden, dat toen aan de vooravond stond van het grote Engelse imperium. Dat bij de overname New York de enige haven ter wereld was waar Hollandse en Engelse schepen mochten binnenlopen. Omdat bij de overgave door Stuyvesant de raad van de stad had bedongen dat ze vrije handel wilden kunnen blijven voeren met beide (vechtende) partijen. Dat in de eerste wetten van de stad heel veel vrijheden en rechten werden opgenomen die uit de ideeënkoker van Van der Donck kwamen. Allemaal zaken die niet of nauwelijks bekend zijn, zeker niet in Amerika en Engeland. Winnaars herschrijven de wereldgeschiedenis, dus als je Engelstalige geschiedenisboeken over het ontstaan van New York leest staan de Hollanders er wel in, maar wordt hun rol gemarginaliseerd. Volgens Shorto is dat dus onterecht. Leuk en interessant om te lezen.
De roman van Beverly Swerling is een mix van geschiedenis van New York over de eerste honderd jaar sinds de aankomst van de Hollanders, in combinatie met de geschiedenis van de geneeskunde, chirurgie in de 16de en 17de eeuw. Het is een vlotlezend boek, waarbij ze de verhalen van twee families in elkaar vlecht. Met hoerenmadammen, geneesheren, joden, indianen, foute Hollanders, chirurgijnen, haat, liefde, versmade liefde, lynchpartijen, negeropstanden, dwergen. Een veelvoud aan ingrediënten die een lezenswaardig verhaal maken dat een beetje abrupt eindigt.
Het boek beschrijft wel mooi welke beproevingen in de tijden voordat er verdoving en narcose was mensen moesten doorstaan als ze geopereerd moesten worden. Dat mensen lam werden gemaakt met sterke drank en later met laudanum. Maar zodra het mes er in werd gezet werden mensen toch meestal ‘wakker’ van de pijn, waarna het risico groot was dat ze in shock raakten en alsnog kwamen te overlijden. Hoe lang de praktijk van aderlaten werd toegepast terwijl men in bepaalde delen van de westerse wereld men allang wist hoe weinig effectief dat was. In het boek beschrijft Swerling ook de eerste proeven met bloedtransfusies, hoe ontstellend mis dat kan gaan, maar ook hoe goed. Hoe degene die het toepasten verdacht werden van hekserij, van moord, van verdorven nieuwlichterij, uit hun ambt werden gezet. Vrijdenkers hebben het altijd moeilijk, maar in die tijd waarin men stommelend vooruit ploeterde zonder dat er wetenschappelijk onderzoek kon worden gedaan was men afhankelijk van enkele dappere idealisten die hun nek uitstaken voor hun briljante ingevingen. Om diepe bewondering voor te hebben. Als je daarover leest besef je van hoever we zijn gekomen op het gebied van geneeskunde.
Mocht je naar New York gaan, en dezelfde ‘afwijking’ hebben, dan zou ik je aanraden te beginnen met Shorto en daarna Swerling. Zoals gezegd, ze grijpen mooi in elkaar. Met de historische basis van Shorto in je achterhoofd lees het boek van Swerling met een bepaalde herkenning.
maandag 15 augustus 2011
Blow your own trumpet ;-)
Vorige week was ik te gast bij Erik en Jaap van This week in libraries
Een hoop plezier gehad en leuke discussies.
Een hoop plezier gehad en leuke discussies.
vrijdag 12 augustus 2011
Vrouwen lezen te veel liefdesromannetjes
Een tijdje geleden stond er een klein bericht in het Noord Hollands Dagblad, refererend aan een artikel uit de href Daily Mail http://www.dailymail.co.uk/news/article-2012071/The-Mills--Boon-effect-Why-romantic-read-harm-love-lives.html . Een therapeute in Engeland, Susan Quilliam claimt dat het lezen van liefdesromans vrouwen schaadt. Vrouwen krijgen een verkeerd beeld over hoe relaties werken, en komen daardoor te vaak bij deze therapeut in behandeling.
Deze psychotherapeut gaat flink te keer tegen de Bouquetreeksen, Intiems en wat er nog maar meer op de markt is. Ik vraag mij af of ze dat zelfde beeld ook heeft van zwijmelfilms en van diverse soaps. In de zwijmelfilms altijd een happy ending, wat je natuurlijk ook een fout beeld geeft ;-) Bij de soaps de meest bizarre verhaalwendingen, overigens niet altijd met een happy ending…. Want dan zou de ‘spanning’ uit de soap gaan ;-)
Of het echt zo is zoals deze therapeute beweert, ik waag het te betwijfelen. Nou ja, ze heeft dan ook cliënten die zo’n dertig titels per maand lazen. Elke dag een happy ending en met heel verkeerde beelden over hoe relaties ontstaan en onderhouden moeten worden. Dan wordt je misschien ook wel gebrainwashed ;-)
Wat ik me afvraag, zijn er ook equivalenten voor mannen? Denken mannen die heel veel thrillers of detectives lezen dat in het echte leven altijd de daders worden gepakt? En dat de held het meisje krijgt? Of vereenzelvigen zij zich met de eenzame speurder die juist nooit het meisje krijgt, die een bloedige scheiding achter de rug heeft omdat zijn vrouw het niet op kon brengen om altijd maar op het tweede plan te komen. Denken mannen ook dat zij net zoals de held uit oorlogsboeken onkwetsbaar zijn, wel gewond kunnen raken, maar toch doorzetten en met gevaar voor eigen leven een strijdmakker en het land redden.
Ik denk dat het niet alleen van het lezen van boeken komt dat er vrouwen zijn die denken dat er een knappe prins op het witte paard komt, en dat zij alleen maar hoeven te wachten. Dat heeft ook met je opvoeding te maken, met vriendinnen, moeders, zussen die je vertellen dat je aan een relatie moet werken. En het heeft te maken met mannen die hopelijk nu ook wel iets anders van een vrouw verwachten dan ca. 50 jaar geleden ;-) En het heeft met je relativeringsvermogen te maken, weten dat wat je gelezen was heerlijke ontspanning was.
Ik heb zelf jaren lang heel veel ‘flutromannetjes’, zoals ik ze noemde, gelezen en ik vond het heerlijk. Ik zei altijd spottend dat ik ze wel moest lezen voordat ze in de uitlening kwamen om te checken of ze wel echt een happy ending hadden. Waarborg voor de lezers, je kunt het je toch niet veroorloven als bibliotheek om een Bouquet uit te lenen waarbij held en heldin elkaar niet krijgen. De emotionele schade zou niet te overzien zijn ;-) Ik lees ze niet meer, ik ben er op uitgekeken. Ik heb overigens nu mijn eigen Bouquetreeksheld…. Maar dan net even anders ;-)
Deze psychotherapeut gaat flink te keer tegen de Bouquetreeksen, Intiems en wat er nog maar meer op de markt is. Ik vraag mij af of ze dat zelfde beeld ook heeft van zwijmelfilms en van diverse soaps. In de zwijmelfilms altijd een happy ending, wat je natuurlijk ook een fout beeld geeft ;-) Bij de soaps de meest bizarre verhaalwendingen, overigens niet altijd met een happy ending…. Want dan zou de ‘spanning’ uit de soap gaan ;-)
Of het echt zo is zoals deze therapeute beweert, ik waag het te betwijfelen. Nou ja, ze heeft dan ook cliënten die zo’n dertig titels per maand lazen. Elke dag een happy ending en met heel verkeerde beelden over hoe relaties ontstaan en onderhouden moeten worden. Dan wordt je misschien ook wel gebrainwashed ;-)
Wat ik me afvraag, zijn er ook equivalenten voor mannen? Denken mannen die heel veel thrillers of detectives lezen dat in het echte leven altijd de daders worden gepakt? En dat de held het meisje krijgt? Of vereenzelvigen zij zich met de eenzame speurder die juist nooit het meisje krijgt, die een bloedige scheiding achter de rug heeft omdat zijn vrouw het niet op kon brengen om altijd maar op het tweede plan te komen. Denken mannen ook dat zij net zoals de held uit oorlogsboeken onkwetsbaar zijn, wel gewond kunnen raken, maar toch doorzetten en met gevaar voor eigen leven een strijdmakker en het land redden.
Ik denk dat het niet alleen van het lezen van boeken komt dat er vrouwen zijn die denken dat er een knappe prins op het witte paard komt, en dat zij alleen maar hoeven te wachten. Dat heeft ook met je opvoeding te maken, met vriendinnen, moeders, zussen die je vertellen dat je aan een relatie moet werken. En het heeft te maken met mannen die hopelijk nu ook wel iets anders van een vrouw verwachten dan ca. 50 jaar geleden ;-) En het heeft met je relativeringsvermogen te maken, weten dat wat je gelezen was heerlijke ontspanning was.
Ik heb zelf jaren lang heel veel ‘flutromannetjes’, zoals ik ze noemde, gelezen en ik vond het heerlijk. Ik zei altijd spottend dat ik ze wel moest lezen voordat ze in de uitlening kwamen om te checken of ze wel echt een happy ending hadden. Waarborg voor de lezers, je kunt het je toch niet veroorloven als bibliotheek om een Bouquet uit te lenen waarbij held en heldin elkaar niet krijgen. De emotionele schade zou niet te overzien zijn ;-) Ik lees ze niet meer, ik ben er op uitgekeken. Ik heb overigens nu mijn eigen Bouquetreeksheld…. Maar dan net even anders ;-)
dinsdag 9 augustus 2011
Censuur, van alle tijden
Ik ben net terug van drie weken Verenigde Staten. Eerst een week New York, en daarna twee weken in Utah, Arizona en Colorado rondtoeren. Indianengebied, cowboygebied en vooral ook Mormonengebied. Of zoals ze zichzelf noemen : The Church of Jesus Christ of the Latter Day Saints. LDS in het kort. En daar is een groep vanaf gesplitst, zo'n honderd jaar geleden toen de Amerikaanse overheid ingreep op het idee van Brigham Young en Jospeh Smith om een eigen mormonenstaat binnen Amerika te stichten waarin de Mormoonse leer en dus ook polygamie de leidraad zou zijn. Dat vonden de machthebbers in Washington niet zo'n goed idee, en die stuurden dus het leger er op af. Na wat stevig machtsvertoon kozen de meeste mormonen eieren voor hun geld en zwoeren de polygamie af. Maar zoals dat dan gaat hou je de 'echte' gelovigen, en die splitsten zich af: The Fundamentalist Church of the Latter Day Saints, FLDS.
De leider van deze groep, Warren Jeffs stond terwijl wij in de States waren terecht in Texas op een aanklacht van seksueel misbruik van kinderen. Dus dagelijks in het nieuws, in meer of mindere mate opgeklopt en hijgerig gebracht door rechtschapen Amerikanen. Ergens in die brij van berichten kwam het volgende item voorbij. Het bestaat dus nog steeds, censuur!
Ook in dit land waar vrijheid met grote letter hoog in het vaandel staat, en wat mij betreft vaak ook misbruikt wordt. Want die vrijheid die zo hoog wordt geacht brengt ook een verantwoordelijkheid met zich mee, nl. dat je hem niet misbruikt om anderen te kwetsen, om met elkaar proberen er pratend uit te komen en ieder ook recht op zijn mening te laten hebben, en dat plekje op de aarde. Dat laatste is dus niet overal het geval. De ALA maakt ook vaker mee dat bibliothecarissen gevraagd worden om bepaalde titels niet op te nemen in de collectie. Iets wat bij ons wel eens gebeurt, maar veel minder vaak en wij realiseren ons binnen ons vakgebied vaak onvoldoende welke verworvenheden wij hebben, en hoe we daar mee om moeten gaan, hoe we ze moeten verdedigen.
De uitzending die daar in augustus nog eens herhaald werd, terwijl het nieuws al van mei was, geeft aan dat de bibliotheek daar als een waardevol, betrouwbaar instituut wordt gezien, waar je met je vingers van af moet blijven. Vrije toegang tot informatie voor iedereen en geen boekverbrandingen!
De leider van deze groep, Warren Jeffs stond terwijl wij in de States waren terecht in Texas op een aanklacht van seksueel misbruik van kinderen. Dus dagelijks in het nieuws, in meer of mindere mate opgeklopt en hijgerig gebracht door rechtschapen Amerikanen. Ergens in die brij van berichten kwam het volgende item voorbij. Het bestaat dus nog steeds, censuur!
Ook in dit land waar vrijheid met grote letter hoog in het vaandel staat, en wat mij betreft vaak ook misbruikt wordt. Want die vrijheid die zo hoog wordt geacht brengt ook een verantwoordelijkheid met zich mee, nl. dat je hem niet misbruikt om anderen te kwetsen, om met elkaar proberen er pratend uit te komen en ieder ook recht op zijn mening te laten hebben, en dat plekje op de aarde. Dat laatste is dus niet overal het geval. De ALA maakt ook vaker mee dat bibliothecarissen gevraagd worden om bepaalde titels niet op te nemen in de collectie. Iets wat bij ons wel eens gebeurt, maar veel minder vaak en wij realiseren ons binnen ons vakgebied vaak onvoldoende welke verworvenheden wij hebben, en hoe we daar mee om moeten gaan, hoe we ze moeten verdedigen.
De uitzending die daar in augustus nog eens herhaald werd, terwijl het nieuws al van mei was, geeft aan dat de bibliotheek daar als een waardevol, betrouwbaar instituut wordt gezien, waar je met je vingers van af moet blijven. Vrije toegang tot informatie voor iedereen en geen boekverbrandingen!
maandag 4 juli 2011
Passie-economie
Afspraken
In onze maatschappij hebben we met elkaar het één en ander (impliciet) afgesproken. Zo gebruiken we over het algemeen geld, echt of virtueel, om zaken te betalen, om salarissen in uit te drukken, om de waarde van transacties in uit te drukken. De tijd van ruilhandel met kippen ligt ver achter ons. We hebben afgesproken dat sommige dingen een dusdanig algemeen belang dienen dat ze in gezamenlijkheid geregeld worden door een overheid. Daar vallen over het algemeen infrastructurele zaken onder zoals wegen, elektriciteit, gezondheidszorg, onderwijs, ‘orde en gezag’, veiligheid van onszelf en ons land etc etc. Veel van deze zaken hoorden vroeger bij ‘de overheid’, de laatste tientallen jaren zijn er veel van de organisaties die het vroeger onder de vleugels van de overheid moesten doen geprivatiseerd.
‘De markt’
Verder leeft er dan een idee dat als je iets regelt ‘in de markt’ dat het dan beter, sneller, goedkoper etc etc gaat , en dat je als consument iets te kiezen hebt. Nu zijn er de afgelopen jaren noooooit voorbeelden geweest waarin het tegendeel werd bewezen, zoals bouwfraudes, kartelvormingen in de telefonie, oliemaatschappijen e.d. dus zo’n organisatie als de OPTA is natuurlijk ook volstrekt overbodig ;-) Die marktwerking heeft zo zijn voordelen, maar ach… er zitten ook zo wat nadelen aan ;-)
Want ook al gaat er bij overheden en semi-overheden ook echt wel het één en ander mis, ‘de markt’ is ook niet van smetten vrij. De bonussencultuur bij grote bedrijven, om maar eens iets te noemen. Wij kunnen als consument zogenaamd met onze voeten stemmen. Alleen heb je niet altijd wat te kiezen. Want of je nou door de hond of de kat wordt gebeten… pijn doet t toch. Uitzonderingen daar gelaten, kun je niet kiezen voor een ‘beter’ bedrijf waar er niet een zelfde soort mores bestaat. Bij de banken… allemaal topsalarissen en voor de korte termijn gaan. Nou ja, we hebben in Nederland twee andere banken die wel naar het groter geheel kijken en investeren in kwaliteit zonder bonussen. Elektriciteit, allemaal idiote salarissen aan de top, ziekenhuizen idem dito, verzekeringen, zorginstellingen, telefoonmaatschappijen etc etc….
Overal vind je mensen die werken om geld te verdienen, en overal vind je mensen die ergens werken omdat ze passie hebben voor wat ze doen. Zolang die passie niet is geld verdienen denk ik dat binnen welke bedrijfstak dan ook er ‘goede’ en ‘slechte’ bedrijven zijn.
‘De waarde van de dingen’
Benedictus zei het lang geleden al: “alles is het waard om met aandacht en goed gedaan te worden” (oid). Dus of je nou de vloer boent, groente teelt, verzekeringen verkoopt, les geeft… alles verdient het om met passie te worden uitgevoerd. Ik pleit er voor dat iedereen werk vindt dat bij hem past. Dat er verschil zit in beloning kan ik ook nog billijken, maar ik vind wel dat het redelijk moet zijn. Ik kan me dus echt niet voorstellen dat je van jezelf vindt dat je best een bonus van €28 miljoen kunt opstrijken! Hoe kun je in de spiegel kijken en vinden dat je dat bedrag waard bent? Vooral als je weet dat je dat geld verdiend hebt ‘over de ruggen van anderen’. Je hebt je kennis niet ten goede van het groter geheel der mensheid aangewend. Jammer. Nou ja, lichtelijk prekerig wel, dat geef ik toe ;-) Ik hoop dat we een nieuw soort cultuur kunnen maken met elkaar, een nieuwe economie die gebaseerd is op passie voor het goede, whatever that may be ;-)
In onze maatschappij hebben we met elkaar het één en ander (impliciet) afgesproken. Zo gebruiken we over het algemeen geld, echt of virtueel, om zaken te betalen, om salarissen in uit te drukken, om de waarde van transacties in uit te drukken. De tijd van ruilhandel met kippen ligt ver achter ons. We hebben afgesproken dat sommige dingen een dusdanig algemeen belang dienen dat ze in gezamenlijkheid geregeld worden door een overheid. Daar vallen over het algemeen infrastructurele zaken onder zoals wegen, elektriciteit, gezondheidszorg, onderwijs, ‘orde en gezag’, veiligheid van onszelf en ons land etc etc. Veel van deze zaken hoorden vroeger bij ‘de overheid’, de laatste tientallen jaren zijn er veel van de organisaties die het vroeger onder de vleugels van de overheid moesten doen geprivatiseerd.
‘De markt’
Verder leeft er dan een idee dat als je iets regelt ‘in de markt’ dat het dan beter, sneller, goedkoper etc etc gaat , en dat je als consument iets te kiezen hebt. Nu zijn er de afgelopen jaren noooooit voorbeelden geweest waarin het tegendeel werd bewezen, zoals bouwfraudes, kartelvormingen in de telefonie, oliemaatschappijen e.d. dus zo’n organisatie als de OPTA is natuurlijk ook volstrekt overbodig ;-) Die marktwerking heeft zo zijn voordelen, maar ach… er zitten ook zo wat nadelen aan ;-)
Want ook al gaat er bij overheden en semi-overheden ook echt wel het één en ander mis, ‘de markt’ is ook niet van smetten vrij. De bonussencultuur bij grote bedrijven, om maar eens iets te noemen. Wij kunnen als consument zogenaamd met onze voeten stemmen. Alleen heb je niet altijd wat te kiezen. Want of je nou door de hond of de kat wordt gebeten… pijn doet t toch. Uitzonderingen daar gelaten, kun je niet kiezen voor een ‘beter’ bedrijf waar er niet een zelfde soort mores bestaat. Bij de banken… allemaal topsalarissen en voor de korte termijn gaan. Nou ja, we hebben in Nederland twee andere banken die wel naar het groter geheel kijken en investeren in kwaliteit zonder bonussen. Elektriciteit, allemaal idiote salarissen aan de top, ziekenhuizen idem dito, verzekeringen, zorginstellingen, telefoonmaatschappijen etc etc….
Overal vind je mensen die werken om geld te verdienen, en overal vind je mensen die ergens werken omdat ze passie hebben voor wat ze doen. Zolang die passie niet is geld verdienen denk ik dat binnen welke bedrijfstak dan ook er ‘goede’ en ‘slechte’ bedrijven zijn.
‘De waarde van de dingen’
Benedictus zei het lang geleden al: “alles is het waard om met aandacht en goed gedaan te worden” (oid). Dus of je nou de vloer boent, groente teelt, verzekeringen verkoopt, les geeft… alles verdient het om met passie te worden uitgevoerd. Ik pleit er voor dat iedereen werk vindt dat bij hem past. Dat er verschil zit in beloning kan ik ook nog billijken, maar ik vind wel dat het redelijk moet zijn. Ik kan me dus echt niet voorstellen dat je van jezelf vindt dat je best een bonus van €28 miljoen kunt opstrijken! Hoe kun je in de spiegel kijken en vinden dat je dat bedrag waard bent? Vooral als je weet dat je dat geld verdiend hebt ‘over de ruggen van anderen’. Je hebt je kennis niet ten goede van het groter geheel der mensheid aangewend. Jammer. Nou ja, lichtelijk prekerig wel, dat geef ik toe ;-) Ik hoop dat we een nieuw soort cultuur kunnen maken met elkaar, een nieuwe economie die gebaseerd is op passie voor het goede, whatever that may be ;-)
donderdag 30 juni 2011
dromers, denkers, doeners
Vorige week las ik op de VOB-site dat het bestuur besloten heeft zich terug te trekken uit het project 'Libraryschool'. Ik wil hier het besluit van het bestuur niet ter discussie stellen, ik wil het hebben over dromers zoals Rob Bruijnzeels. Rob heeft met inbreng van andere enthousiastelingen al een flink aantal jaren geleden met zijn project 'Bibliotheken 2040' een toekomst gedroomd. Die bibliotheken 2040 waren divers van vorm, en leverden een doorkijk naar een toekomst waar ik maar met moeite mij een beeld van kon en kan vormen.
Rob is na de bibliotheken 2040 verder gegaan. Zo heeft hij het project 'De bibliotheek anders bekeken' neergezet, waarmee hij een visiedocument heeft gemaakt over de nieuwe rol van de bibliotheek. Iets waarmee de strategiecommissie zo verder kan.
Rob heeft, net als veel andere collega's uit de branche, gezien dat we die bibliotheken 2040 moeten bevolken met nieuwe medewerkers, want tegen die tijd zijn wij bijna allemaal met pensioen. Ook met het nieuwe pensioenstelsel ;-) Die nieuwe medewerkers zullen invulling moeten geven aan de uitvoering van het visiedocument. Daarvoor zullen ze beste kwaliteiten van bibliothecarissen, marketeers, accountmanagers, filosofen, leerkrachten, journalisten in zich moeten verenigen. Voorwaar echte schapen met vijf poten. Zij worden de nieuwe doeners.
Daar was het concept van de Libraryschool op gestoeld. Een omkadering van die droom van Rob. Een mooie droom die zo wel in schoonheid moest sterven? Omdat het te hoog gegrepen was voor onze bevatting en omdat je dromen niet in een curriculum en businesscase kunt vatten? Omdat onze branche heel veel doeners kent, bevlogen mensen met idealen, maar niet perse denkers, laat staan dromers? En toch, en toch...
Ik zie hoe er in een van onze bibliotheken, die van Heerhugowaard aan de slag is gegaan met zo'n andere droom van Rob Bruijnzeels, nl. De bibliotheek van de 100 talenten. Ik weet dat hij daar heel enthousiast over is, en dat hij ook af en toe kan gruwen van hoe die droom in doelmatigheid en resultaten, meetbaarheid geperst wordt. Waarmee zo'n droom dan geplet dreigt te worden door de doeners. Een goede droom is flexibel, en ontstijgt die fase ook weer. Dat zie ik gebeuren in Heerhugowaard. We dreigden door te schieten in het vastleggen van de 100 talenten in iets wat een soort kunstje zou worden. En daar schieten we nu ook weer voorbij doordat we terug grijpen naar het ideaal, het waarom en waarvoor en minder naar het hoe. Doeners kunnen dan ook dromen.
Ik heb de diverse ideeën en dromen van Rob Bruijnzeels altijd met interesse gelezen, aangehoord en tot mij genomen. Heel vaak moest ik er op kauwen. Hoe die dromen vorm moesten krijgen, hoe we vanuit de huidige bibliotheek naar die gedroomde toekomst moesten komen, ik zag het niet. En toch... Er bleef dan iets hangen, iets zeuren, iets knagen. Dan na een half jaar, een jaar viel dan een stukje van 'mijn' puzzel op z'n plek. (je zou kunnen zeggen dat ik een trage denker ben;-) In onze bibliotheek zijn we op pad, naar onze gedroomde toekomst in 2014. Wij hopen van daar uit weer verder te dromen. Onze, mijn puzzel, heb ik nog niet compleet. Ik had wel emplooi gehad voor studenten van de Libraryschool. Die komen er nu niet. Ik heb mijn hoop nu gevestigd op het innovatielab bij Saxion, waar vanuit een strakke school buiten de kaders wordt gedacht. Waar nieuw onderwijs wordt gedroomd.
Ik hoop dat er ergens een vorm van de Libraryschool komt. Ik hoop dat Rob en degene met wie hij samen werkt ons blijft bestoken, verleiden, onrustig maken met zijn dromen over onze toekomst als branche. Wij als branche hebben visionairs nodig. Ik heb ze nodig om mijn polsstok verder te doen reiken dan ik kan denken en doen.
Rob is na de bibliotheken 2040 verder gegaan. Zo heeft hij het project 'De bibliotheek anders bekeken' neergezet, waarmee hij een visiedocument heeft gemaakt over de nieuwe rol van de bibliotheek. Iets waarmee de strategiecommissie zo verder kan.
Rob heeft, net als veel andere collega's uit de branche, gezien dat we die bibliotheken 2040 moeten bevolken met nieuwe medewerkers, want tegen die tijd zijn wij bijna allemaal met pensioen. Ook met het nieuwe pensioenstelsel ;-) Die nieuwe medewerkers zullen invulling moeten geven aan de uitvoering van het visiedocument. Daarvoor zullen ze beste kwaliteiten van bibliothecarissen, marketeers, accountmanagers, filosofen, leerkrachten, journalisten in zich moeten verenigen. Voorwaar echte schapen met vijf poten. Zij worden de nieuwe doeners.
Daar was het concept van de Libraryschool op gestoeld. Een omkadering van die droom van Rob. Een mooie droom die zo wel in schoonheid moest sterven? Omdat het te hoog gegrepen was voor onze bevatting en omdat je dromen niet in een curriculum en businesscase kunt vatten? Omdat onze branche heel veel doeners kent, bevlogen mensen met idealen, maar niet perse denkers, laat staan dromers? En toch, en toch...
Ik zie hoe er in een van onze bibliotheken, die van Heerhugowaard aan de slag is gegaan met zo'n andere droom van Rob Bruijnzeels, nl. De bibliotheek van de 100 talenten. Ik weet dat hij daar heel enthousiast over is, en dat hij ook af en toe kan gruwen van hoe die droom in doelmatigheid en resultaten, meetbaarheid geperst wordt. Waarmee zo'n droom dan geplet dreigt te worden door de doeners. Een goede droom is flexibel, en ontstijgt die fase ook weer. Dat zie ik gebeuren in Heerhugowaard. We dreigden door te schieten in het vastleggen van de 100 talenten in iets wat een soort kunstje zou worden. En daar schieten we nu ook weer voorbij doordat we terug grijpen naar het ideaal, het waarom en waarvoor en minder naar het hoe. Doeners kunnen dan ook dromen.
Ik heb de diverse ideeën en dromen van Rob Bruijnzeels altijd met interesse gelezen, aangehoord en tot mij genomen. Heel vaak moest ik er op kauwen. Hoe die dromen vorm moesten krijgen, hoe we vanuit de huidige bibliotheek naar die gedroomde toekomst moesten komen, ik zag het niet. En toch... Er bleef dan iets hangen, iets zeuren, iets knagen. Dan na een half jaar, een jaar viel dan een stukje van 'mijn' puzzel op z'n plek. (je zou kunnen zeggen dat ik een trage denker ben;-) In onze bibliotheek zijn we op pad, naar onze gedroomde toekomst in 2014. Wij hopen van daar uit weer verder te dromen. Onze, mijn puzzel, heb ik nog niet compleet. Ik had wel emplooi gehad voor studenten van de Libraryschool. Die komen er nu niet. Ik heb mijn hoop nu gevestigd op het innovatielab bij Saxion, waar vanuit een strakke school buiten de kaders wordt gedacht. Waar nieuw onderwijs wordt gedroomd.
Ik hoop dat er ergens een vorm van de Libraryschool komt. Ik hoop dat Rob en degene met wie hij samen werkt ons blijft bestoken, verleiden, onrustig maken met zijn dromen over onze toekomst als branche. Wij als branche hebben visionairs nodig. Ik heb ze nodig om mijn polsstok verder te doen reiken dan ik kan denken en doen.
dinsdag 28 juni 2011
Werken voor je geld
Een persoonlijk 'ergernis'
Ik heb me de afgelopen weken, maanden, jaar bij tijd en wijle erg boos gemaakt om sommige denkbeelden in de maatschappij. Nu Halbe Zijlstra zijn bezuinigingen door zet lijkt het voor iedereen een geaccepteerd beeld. Als je subsidie krijgt als instelling, hou je je hand op, ben je een klaploper.
Simpele redenatie
Net zoals de straatmuzikant een tegenprestatie levert voor de muziek die hij maakt leveren diverse instellingen ook tegenprestaties voor de subsidie. Het is een zakelijke transactie waarbij je met elkaar afspreekt wat de één levert, en wat de ander er voor moet of wil betalen.
Sponsoren
Zo wordt er vaak gezegd dat je als gesubsidieerde instelling maar op zoek moet gaan naar sponsoren. Want dat het onverstandig is om van de overheid afhankelijk te zijn. Want dat je daar 'lui' van wordt. Ik weet uit ervaring dat het keihard werken is om je maatschappelijk toegevoegde waarde telkens weer te bewijzen, elke keer moet je kunnen uitleggen waarom je die gemeenschapsgelden waard bent. En terecht overigens! Je moet kunnen uitleggen waarom jouw organisatie die investering waard is.
Rare vergelijkingen
Nu ken ik de situatie in Amerikaanse bibliotheken niet heel erg goed, maar daar wordt wel met sponsoren gewerkt. Dus wordt er vaak verwezen naar de Verenigde Staten. Wat er niet bij verteld wordt is dat bibliotheken in de V.S. niet of nauwelijks abonnementstarieven vragen. Het gebruik van de bibliotheek is daar nagenoeg gratis. Daar ligt een heel andere denkwijze achter. Wat zij onder vrije toegang tot informatie verstaan klinkt in de gemiddelde Nederlandse koopmansoren als een niet wenselijk scenario, nl. een gratis bibliotheekpas. In Nederland liggen de eigen inkomsten vanuit leners meestal rond de 20%. In de V.S. is er een basisfinanciering vanuit de overheid, en worden aanvullende zaken door sponsorgelden gefinancierd. En zoals er laatst een mooi bericht stond in de krant over het verhogen van de OZB ergens in Twente, zo gebeurt dat ook in de V.S. Je kunt als bibliotheek bij je gemeente een verzoek in dienen waarmee je de bevolking vraagt om per hoofd van de bevolking een extra bijdrage te doen om een speciaal project of instelling te financieren. Dan leg je de keuze heel specifiek bij de bevolking neer.
Open vizier
Wat ik zo jammer vind in al deze discussies is dat nooit het hele verhaal wordt verteld. Als je als overheid iets niet meer de moeite waard vindt om te financieren, om in te investeren, zeg dat dan. Zeg niet dat instellingen 'lui' geworden zijn, dat het verstandig is om op zoek te gaan naar derde geldstromen (want de overheid is onbetrouwbaar?). Er worden halfware vergelijkingen gemaakt, nooit het hele verhaal wordt verteld. Er wordt gebruik gemaakt van lamslaande retoriek waartegen je je moeilijk verweren kunt. Ik denk dat het gros van de instellingen best willen meedenken over hoe het anders kan, maar dan wel graag vanuit gelijkwaardigheid.
En ik trek maar gelijk het boetekleed aan, ook mijn verhaal is niet het hele, daar kun je een boekwerk mee vullen ;-)
(foto Roel Wijnants)
Ik heb me de afgelopen weken, maanden, jaar bij tijd en wijle erg boos gemaakt om sommige denkbeelden in de maatschappij. Nu Halbe Zijlstra zijn bezuinigingen door zet lijkt het voor iedereen een geaccepteerd beeld. Als je subsidie krijgt als instelling, hou je je hand op, ben je een klaploper.
Simpele redenatie
Net zoals de straatmuzikant een tegenprestatie levert voor de muziek die hij maakt leveren diverse instellingen ook tegenprestaties voor de subsidie. Het is een zakelijke transactie waarbij je met elkaar afspreekt wat de één levert, en wat de ander er voor moet of wil betalen.
Sponsoren
Zo wordt er vaak gezegd dat je als gesubsidieerde instelling maar op zoek moet gaan naar sponsoren. Want dat het onverstandig is om van de overheid afhankelijk te zijn. Want dat je daar 'lui' van wordt. Ik weet uit ervaring dat het keihard werken is om je maatschappelijk toegevoegde waarde telkens weer te bewijzen, elke keer moet je kunnen uitleggen waarom je die gemeenschapsgelden waard bent. En terecht overigens! Je moet kunnen uitleggen waarom jouw organisatie die investering waard is.
Rare vergelijkingen
Nu ken ik de situatie in Amerikaanse bibliotheken niet heel erg goed, maar daar wordt wel met sponsoren gewerkt. Dus wordt er vaak verwezen naar de Verenigde Staten. Wat er niet bij verteld wordt is dat bibliotheken in de V.S. niet of nauwelijks abonnementstarieven vragen. Het gebruik van de bibliotheek is daar nagenoeg gratis. Daar ligt een heel andere denkwijze achter. Wat zij onder vrije toegang tot informatie verstaan klinkt in de gemiddelde Nederlandse koopmansoren als een niet wenselijk scenario, nl. een gratis bibliotheekpas. In Nederland liggen de eigen inkomsten vanuit leners meestal rond de 20%. In de V.S. is er een basisfinanciering vanuit de overheid, en worden aanvullende zaken door sponsorgelden gefinancierd. En zoals er laatst een mooi bericht stond in de krant over het verhogen van de OZB ergens in Twente, zo gebeurt dat ook in de V.S. Je kunt als bibliotheek bij je gemeente een verzoek in dienen waarmee je de bevolking vraagt om per hoofd van de bevolking een extra bijdrage te doen om een speciaal project of instelling te financieren. Dan leg je de keuze heel specifiek bij de bevolking neer.
Open vizier
Wat ik zo jammer vind in al deze discussies is dat nooit het hele verhaal wordt verteld. Als je als overheid iets niet meer de moeite waard vindt om te financieren, om in te investeren, zeg dat dan. Zeg niet dat instellingen 'lui' geworden zijn, dat het verstandig is om op zoek te gaan naar derde geldstromen (want de overheid is onbetrouwbaar?). Er worden halfware vergelijkingen gemaakt, nooit het hele verhaal wordt verteld. Er wordt gebruik gemaakt van lamslaande retoriek waartegen je je moeilijk verweren kunt. Ik denk dat het gros van de instellingen best willen meedenken over hoe het anders kan, maar dan wel graag vanuit gelijkwaardigheid.
En ik trek maar gelijk het boetekleed aan, ook mijn verhaal is niet het hele, daar kun je een boekwerk mee vullen ;-)
(foto Roel Wijnants)
vrijdag 24 juni 2011
Een jaar Castricum
Deze week ging bij mij thuis de kurk van de fles nadat we van de wethouder van Castricum gehoord hadden dat hij ons een financiele handreiking zou doen ten aanzien van de huisvestingslasten. Een korte geschiedenis...
De aankondiging
Vorig jaar kregen wij een brief van de gemeente met daarin de aankondiging dat we op een 0-lijn moesten rekenen en eventueel een bezuiniging van 5 of 10 procent. Daarna bleef het stil en las ik zelf in de stukken van de voorjaarsnota dat er 10 % van ons budget zou worden gekort. Dus sprak ik in bij de gemeenteraad en nodigde de raad uit om samen met ons te kijken hoe we die bezuinigingen zouden realiseren. Die uitnodiging is door de raad niet opgepakt, wij gingen met de wethouder in gesprek. Overigens ook prima, want zo gaat het natuurlijk vaak.
Gesprek na gesprek
Zoals dat dan gaat, je brengt een aantal scenario's in beeld. De gemeente Casstricum heeft drie bibliotheekvestigingen op een werkgebied van 30.000 inwoners. Zij subsidieert helemaal niet slecht, maar ja, er moeten wel drie vestigingen betaald worden. Met als gevolg dat de twee vestigingen in de kleinste kernen al op een absoluut minumumniveau qua openingstijden zitten en de grootste ook ver onder het door ons gewenste niveau zit. Als daar dan 10% van het budget afgehaald wordt én geen loon- en prijscompensatie voor de komende jaren dan hoef je de Nobelprijs voor economie niet gewonnen te hebben om te snappen dat het dan niet meer gaat.
Voortploeteren en stevig de degens kruizen
Zoals dat dan gaat... je hebt weer eens een afspraak met de wethouder en je geeft de mogelijkheden aan waarop je meer inkomsten kunt genereren én je geeft aan wat de onmogelijkheden zijn. Je draagt een aantal suggesties aan waarmee de gemeente je zou kunnen helpen. Telkens een consistent verhaal. Ja we kunnen wel iets aan inkomstenverhoging doen, maar realiseert u zich wel dat we dan ook leden verliezen. We zullen namelijk ook aan de kostenkant moeten snijden om het gat te dichten, dus we gaan meer geld vragen voor minder dienstverlening, minder personele ondersteuning, minder openingstijden. Dat verkoopt niet lekker aan de klanten. We dreigen in een negatieve spiraal te raken.
Intussen met de scholen in gesprek
In de gemeente Castricum maken in de kernen Akersloot en Limmen twee basisscholen intensief gebruik van de bibliotheek. Zij komen wekelijks met diverse klassen in de bieb, en dan worden de kinderen ondersteund in het zoeken naar materialen door een bibliothecaris. De school krijgt hiervoor nagenoeg geen kosten gepresenteerd. Historisch zo gegroeid doordat de gemeente er bijzonder aan hechtte om Brede Scholen te promoten. Nu kwam de vraag van de gemeente of de school niet tegen een kostendekkend tarief dit zou kunnen afnemen. Een lastige boodschap waarmee we op pad werden gestuurd. Want ga maar eens iets wat altijd nagenoeg gratis is aangeboden ineens tegen een forse prijs wegzetten bij diezelfde school. Mission impossible?
Pleitbezorgers
En tegelijkertijd bleken die scholen pleitbezorgers voor het belang van de bibliotheek. Zij konden in gesprekken met ons perfect aangeven hoeveel het wekelijkse bezoek aan de bibliotheek betekende voor de schoolpresaties van de kinderen. Dus zij zijn de barricade op gegaan, handtekeningen verzameld, de wethouders uitgenodigd. Ze hebben heel goed uitgelegd hoe belangrijk het voor een school is om een goede bibliotheekvoorziening om de hoek te hebben.
Contact met de raadsleden
Ondertussen zaten wij ook niet stil. Vorig jaar hadden we naar aanleiding van onze beleidsvisie alle raadsleden al een keer op bezoek gehad. We hadden ze verteld hoe wij aankijken tegen het bibliotheekwerk in de toekomst en dan toegespitst op Castricum. Dat hebben we voorafgaand aan de raadsvergadering rondom de voorjaarsnota 2011 nog een keer herhaald, met vervolgens ook een financiële vertaling van de bezuinigingsopdracht. Daar kwamen we met een heldere boodschap: er zullen twee vestigingen dicht moeten bij het handhaven van de bezuinigingsopdracht.
Druk zetten
Zoals dat dan gaat.... aan beide kanten wordt er druk gezet. Vanuit de wethouder(s) en vanuit de bibliotheek. De wethouder bleef vasthouden aan de bezuinigingstaakstelling. Reken het nog maar eens een keer door, heb je niet nog een ander alternatief. Wij hebben ingesproken bij de behandeling van de voorjaarsnota van dit jaar. En nogmaals uitgelegd wat de consequenties zouden zijn bij het handhaven van de taakstelling. Een stilte viel in de zaal.... Ons verhaal was helder, vanuit onze visie en met krachtige argumenten onderbouwd. Wij gaan niet dwarsliggen op de bezuiniging, maar dit zijn de consequenties. De oppositie startte een handtekeningenactie.
Het verlossende woord
En toen moesten wij weer bij de wethouder komen. Er was een mogelijkheid om ons tegemoet te komen in de huisvestingslasten. Daardoor kunnen wij een aangedragen variant voor een servicepunt voor kinderen van 1-12 jaar en voor minder mobiele ouderen realiseren in een Brede School voorziening. En daarmee kunnen we de andere twee vestigingen ook op het huidige peil houden. Dat is winst, voor de gemeente Castricum en voor ons want we behouden de basisvoorziening voor de doelgroep die we beiden het belangrijkst achten, nl de jeugd.
Lessons learned
Ik kan natuurlijk zeggen dat wij gewonnen hebben.. en liggen zwarte pieten naar de lokale politici. Dat ligt mij niet zo. Bovendien zit je er elk voor je eigen belang, met een eigen verantwoordelijkheid. Dat moet je willen zien, zodat je stevig met elkaar kunt discussiëren en daarna bij wijze een biertje of wijntje kunt drinken ;-)
Ik heb het afgelopen jaar heel erg veel geleerd. Het is zaak om je verhaal zakelijk op orde te hebben. Aan kunnen geven wat je zelf kunt doen, scenario's ontwikkelen.
En je verhaal breed trekken, dus niet alleen met de wethouder praten, maar ook met betrokkenen zoals scholen en met de raadsleden. Dan kun je het belang van een voorziening als de bibliotheek heel inzichtelijk maken. En dan win je uiteindelijk allebei. We hebben een bezuiniging gerealiseerd én de bibliotheekfunctie voor de komende periode voor de drie kernen weten te handhaven.
De aankondiging
Vorig jaar kregen wij een brief van de gemeente met daarin de aankondiging dat we op een 0-lijn moesten rekenen en eventueel een bezuiniging van 5 of 10 procent. Daarna bleef het stil en las ik zelf in de stukken van de voorjaarsnota dat er 10 % van ons budget zou worden gekort. Dus sprak ik in bij de gemeenteraad en nodigde de raad uit om samen met ons te kijken hoe we die bezuinigingen zouden realiseren. Die uitnodiging is door de raad niet opgepakt, wij gingen met de wethouder in gesprek. Overigens ook prima, want zo gaat het natuurlijk vaak.
Gesprek na gesprek
Zoals dat dan gaat, je brengt een aantal scenario's in beeld. De gemeente Casstricum heeft drie bibliotheekvestigingen op een werkgebied van 30.000 inwoners. Zij subsidieert helemaal niet slecht, maar ja, er moeten wel drie vestigingen betaald worden. Met als gevolg dat de twee vestigingen in de kleinste kernen al op een absoluut minumumniveau qua openingstijden zitten en de grootste ook ver onder het door ons gewenste niveau zit. Als daar dan 10% van het budget afgehaald wordt én geen loon- en prijscompensatie voor de komende jaren dan hoef je de Nobelprijs voor economie niet gewonnen te hebben om te snappen dat het dan niet meer gaat.
Voortploeteren en stevig de degens kruizen
Zoals dat dan gaat... je hebt weer eens een afspraak met de wethouder en je geeft de mogelijkheden aan waarop je meer inkomsten kunt genereren én je geeft aan wat de onmogelijkheden zijn. Je draagt een aantal suggesties aan waarmee de gemeente je zou kunnen helpen. Telkens een consistent verhaal. Ja we kunnen wel iets aan inkomstenverhoging doen, maar realiseert u zich wel dat we dan ook leden verliezen. We zullen namelijk ook aan de kostenkant moeten snijden om het gat te dichten, dus we gaan meer geld vragen voor minder dienstverlening, minder personele ondersteuning, minder openingstijden. Dat verkoopt niet lekker aan de klanten. We dreigen in een negatieve spiraal te raken.
Intussen met de scholen in gesprek
In de gemeente Castricum maken in de kernen Akersloot en Limmen twee basisscholen intensief gebruik van de bibliotheek. Zij komen wekelijks met diverse klassen in de bieb, en dan worden de kinderen ondersteund in het zoeken naar materialen door een bibliothecaris. De school krijgt hiervoor nagenoeg geen kosten gepresenteerd. Historisch zo gegroeid doordat de gemeente er bijzonder aan hechtte om Brede Scholen te promoten. Nu kwam de vraag van de gemeente of de school niet tegen een kostendekkend tarief dit zou kunnen afnemen. Een lastige boodschap waarmee we op pad werden gestuurd. Want ga maar eens iets wat altijd nagenoeg gratis is aangeboden ineens tegen een forse prijs wegzetten bij diezelfde school. Mission impossible?
Pleitbezorgers
En tegelijkertijd bleken die scholen pleitbezorgers voor het belang van de bibliotheek. Zij konden in gesprekken met ons perfect aangeven hoeveel het wekelijkse bezoek aan de bibliotheek betekende voor de schoolpresaties van de kinderen. Dus zij zijn de barricade op gegaan, handtekeningen verzameld, de wethouders uitgenodigd. Ze hebben heel goed uitgelegd hoe belangrijk het voor een school is om een goede bibliotheekvoorziening om de hoek te hebben.
Contact met de raadsleden
Ondertussen zaten wij ook niet stil. Vorig jaar hadden we naar aanleiding van onze beleidsvisie alle raadsleden al een keer op bezoek gehad. We hadden ze verteld hoe wij aankijken tegen het bibliotheekwerk in de toekomst en dan toegespitst op Castricum. Dat hebben we voorafgaand aan de raadsvergadering rondom de voorjaarsnota 2011 nog een keer herhaald, met vervolgens ook een financiële vertaling van de bezuinigingsopdracht. Daar kwamen we met een heldere boodschap: er zullen twee vestigingen dicht moeten bij het handhaven van de bezuinigingsopdracht.
Druk zetten
Zoals dat dan gaat.... aan beide kanten wordt er druk gezet. Vanuit de wethouder(s) en vanuit de bibliotheek. De wethouder bleef vasthouden aan de bezuinigingstaakstelling. Reken het nog maar eens een keer door, heb je niet nog een ander alternatief. Wij hebben ingesproken bij de behandeling van de voorjaarsnota van dit jaar. En nogmaals uitgelegd wat de consequenties zouden zijn bij het handhaven van de taakstelling. Een stilte viel in de zaal.... Ons verhaal was helder, vanuit onze visie en met krachtige argumenten onderbouwd. Wij gaan niet dwarsliggen op de bezuiniging, maar dit zijn de consequenties. De oppositie startte een handtekeningenactie.
Het verlossende woord
En toen moesten wij weer bij de wethouder komen. Er was een mogelijkheid om ons tegemoet te komen in de huisvestingslasten. Daardoor kunnen wij een aangedragen variant voor een servicepunt voor kinderen van 1-12 jaar en voor minder mobiele ouderen realiseren in een Brede School voorziening. En daarmee kunnen we de andere twee vestigingen ook op het huidige peil houden. Dat is winst, voor de gemeente Castricum en voor ons want we behouden de basisvoorziening voor de doelgroep die we beiden het belangrijkst achten, nl de jeugd.
Lessons learned
Ik kan natuurlijk zeggen dat wij gewonnen hebben.. en liggen zwarte pieten naar de lokale politici. Dat ligt mij niet zo. Bovendien zit je er elk voor je eigen belang, met een eigen verantwoordelijkheid. Dat moet je willen zien, zodat je stevig met elkaar kunt discussiëren en daarna bij wijze een biertje of wijntje kunt drinken ;-)
Ik heb het afgelopen jaar heel erg veel geleerd. Het is zaak om je verhaal zakelijk op orde te hebben. Aan kunnen geven wat je zelf kunt doen, scenario's ontwikkelen.
En je verhaal breed trekken, dus niet alleen met de wethouder praten, maar ook met betrokkenen zoals scholen en met de raadsleden. Dan kun je het belang van een voorziening als de bibliotheek heel inzichtelijk maken. En dan win je uiteindelijk allebei. We hebben een bezuiniging gerealiseerd én de bibliotheekfunctie voor de komende periode voor de drie kernen weten te handhaven.
zondag 19 juni 2011
Hoge cultuur en lage cultuur
Vorige week stond er een bericht in de Alkmaarse Courant, een onderzoek van Vera Toepoel. Zij stelt dat ouderen meer hebben aan 'lage' cultuur dan aan 'hoge' cultuur. Gezellig op een koor, naar een dansevenement, als het maar een sociale component heeft draagt dit soort cultuurdeelname hogelijk bij aan het welzijn van ouderen. Bezoeken aan musea of aan opera, klassieke muziekvoorstellingen zijn minder effectief in het doorbreken van het sociaal isolement waar ouderen vaak in terecht dreigen te komen.
Hoe vertaalt zich dat naar de bibliotheek
De afgelopen weken heb ik natuurlijk al enige malen geschreven over de dreigende bezuinigingen. Dan hoor ik van een gemeente dat ze de 'hobby's' van volwassenen en ouderen niet meer gaan subsidiëren. Ook de bibliotheek valt daar onder in hun optiek. En dat is jammer. Want de bibliotheek verenigt nou juist de hoge en de lage C vloeiend met elkaar. We bieden hoge en lage cultuur aan, we hebben krantentafels waaraan dorps- of wijkgenoten elkaar treffen voor een praatje, we hebben Nobelprijswinnaars van de literatuur in de kast staan, en we hebben streekromans naar Appie Baantjer staan.
Activeren van ouderen
Met alles wat wij aan leesmateriaal bieden is er voor ieder wat te vinden. We hebben echt alles in huis om ouderen nog bij de tijd te houden, dus om hun geest actief te houden. Ik bedoel dat niet bevoogdend, ik zie het aan mijn eigen vader. Hij leest nog dagelijks de krant en doet kruiswoordpuzzels. Daar blijft hij geestelijk gezond bij, het prikkelt zijn hersens. Zo doen wij dat voor al onze individuele gebruikers. In de preventie voor vereenzamende ouderen zijn we volgens mij hardstikke effectief:-) We bieden ze leesvoer en een plek om elkaar te ontmoeten. Twee vliegen in één klap!
Hoe vertaalt zich dat naar de bibliotheek
De afgelopen weken heb ik natuurlijk al enige malen geschreven over de dreigende bezuinigingen. Dan hoor ik van een gemeente dat ze de 'hobby's' van volwassenen en ouderen niet meer gaan subsidiëren. Ook de bibliotheek valt daar onder in hun optiek. En dat is jammer. Want de bibliotheek verenigt nou juist de hoge en de lage C vloeiend met elkaar. We bieden hoge en lage cultuur aan, we hebben krantentafels waaraan dorps- of wijkgenoten elkaar treffen voor een praatje, we hebben Nobelprijswinnaars van de literatuur in de kast staan, en we hebben streekromans naar Appie Baantjer staan.
Activeren van ouderen
Met alles wat wij aan leesmateriaal bieden is er voor ieder wat te vinden. We hebben echt alles in huis om ouderen nog bij de tijd te houden, dus om hun geest actief te houden. Ik bedoel dat niet bevoogdend, ik zie het aan mijn eigen vader. Hij leest nog dagelijks de krant en doet kruiswoordpuzzels. Daar blijft hij geestelijk gezond bij, het prikkelt zijn hersens. Zo doen wij dat voor al onze individuele gebruikers. In de preventie voor vereenzamende ouderen zijn we volgens mij hardstikke effectief:-) We bieden ze leesvoer en een plek om elkaar te ontmoeten. Twee vliegen in één klap!
woensdag 15 juni 2011
Portret van mijn moeder
Portret van mijn moeder
Op 27 juli 1933 werd mijn moeder geboren, als zesde kind in een gezin van acht. De eerste jaren van haar leven werd er over haar hoofd heen geruzied hoe ze moest heten, Ze was dan wel Jacobje gedoopt, haar vader vond dat ze “Jôbpe” genoemd moest worden naar zijn zus, haar oudere zussen vonden dat hopeloos ouderwets en vonden dat ze ‘Ko’ moest worden genoemd. En aldus gebeurde uiteindelijk….
Het was niet rijk thuis, opa was een keuterboer die er bij beunde als melkophaalder en hij bracht ook verzekeringen aan de man. Het land van opa Doevendans grensde aan dat van opa Winters. En omdat kinderen in die tijd mee moesten helpen op het land viel het oog van mijn vader al vroeg op mijn moeder. Hij kent haar al meer dan 70 jaar.
Mijn moeder kon best goed leren, en ze wou als kind graag schooljuf worden. Dat zat er helaas niet in. Haar moeder was ziekelijk en haar dochter, mijn moeder moest na de lagere school thuis komen helpen. Daarna ging ze als meid in dienst bij de boer, in de net ontgonnen Noordoostpolder.
Mijn vader en moeder trouwden op 13 juli 1956. Hij was 26 en zij was 22.
Ze waren nogal verschillend van karakter, misschien hebben ze het daarom samen met elkaar al die jaren goed gehad en gehouden.
Ze kregen samen vier kinderen: Marien, Jan, Erna en Jeannette. In tussenpozen van ongeveer 3 jaar. Bij de geboorte van Jeannette zei de arts: “dat is mooi gedaan vrouw Winters, twee jongens en twee meiden. Een rijkeluis wens. Echt vakmanschap.” “Ja” zei mam nog vermoeid van de weeën “mijn man werkt bij Staatsbosbeheer.”
Mijn moeder gaf ons als kinderen ruimte en regels. Er mocht veel, en tegelijkertijd waren er ook grenzen. Ze vond het heel belangrijk dat wij sociale contacten hadden, en dus mochten we allemaal op een vereniging.
Het buiten wonen vond zij een keuze van pa en haar, waarbij de lusten gedeeld werden en de lasten daarvan bij haar lagen. Ze hadden allebei geen rijbewijs en konden ons dus niet halen of brengen. Er lag een stilzwijgende afspraak dat je op tijd thuis was. Als opgroeiende tieners die ook naar de kroeg wilden: je hield je aan de afgesproken tijd. Ook als meisje mocht je alleen door de polder op de fiets of brommer, als je maar op tijd thuis was. Zij sliep niet voordat iedereen thuis was. Ze moet menig slapeloze nacht hebben gehad, maar daar hoorde je haar nooit over. Het was wel de bedoeling dat je de volgende ochtend op tijd op stond om koffie klaar te hebben voor pa en ma als zij uit de kerk kwamen. En jij mocht daarna zelf kiezen of je ’s middags naar Sint Jansklooster of ’s avonds naar Vollenhove ging, maar naar de kerk ging je wel!
Wij kinderen kunnen ons geen van allen herinneren dat zij ruzie maakten waar wij bij waren. Ze waren het echt wel eens met elkaar oneens, maar dat lieten ze nooit ten opzichte van ons merken. Ze waren, zeker ook de laatste jaren een verknocht stel.
Mam hield erg van kinderen, maar niet van huishouden en koken. Kinderen en buurkinderen waren altijd welkom. Er stond altijd een kopje thee voor je klaar, met een plakje eigen gebakken cake, die regelmatig mislukt was. Ook de buurkinderen konden altijd binnen komen lopen, daar had ze dan limonade voor en een snoepje als ze weer weg moesten omdat zij aan het werk moest.
Haar enige kleinzoon William was haar oogappel. Ze vond het heerlijk als hij kwam logeren, al was ze er vanaf het allereerste begin helder over: ze ging niet als oppasmoeder fungeren. Als hij kwam werd de oude bus met lego tevoorschijn gehaald, die mocht rustig leeggegooid over de vloer. Of ze gingen samen Memory spelen, of de oude puzzels maken waar wij als kinderen ook mee hadden gespeeld. Van oma mocht hij alles, opa ‘kon nooit een hele dag aardig blijven’.
Van pannenkoeken bakken maakte onze moeder een groot feest. Eén keer per jaar moest de keuken schoon gemaakt. Voor die tijd belegde ze de vloer met kranten en kregen wij allemaal een pan en een grote pan beslag. De pannenkoeken werden gegaard in de tijd die wij nodig hadden om een rondje rondom het huis te rennen en de pannenkoek om te draaien.
De keuzes die wij kinderen maakten kon onze moeder niet altijd volgen. Dat maakte ze ook wel duidelijk. Toch vond ze het geluk van haar kinderen altijd boven alles gaan. Zo vond ze het maar matig dat mijn zus Jeannette en ik gingen studeren. Maar nadat eenmaal het besluit was genomen ging ze er grootmoedig mee om. Ze stond berevroeg op om een kopje thee te zetten als je een vroege bus moest halen, ze ging mee kamers zoeken ook al vond ze het niks dat je op kamers ging, ze gaf je genoeg eten mee voor een hele week als je een weekend thuis kwam.
Ze vond het onbegrijpelijk dat ik zo om de paar jaar van baan veranderde. Dat leverde emotionele gesprekken op. Zij had het gevoel dat ik teveel wilde, en ik denk dat ze ergens ook de angst had dat ik haar zou ontgroeien. Als ik vertelde dat ik aan het solliciteren was kwam altijd de vraag waarom en of mijn huidige baan niet goed genoeg was. Die was toch leuk? Bij weer eens een sollicitatie en dit soort vragen, die ik ervoer als een gebrek aan vertrouwen in mijn kunnen ben ik een keer in de auto gestapt en naar ze toe gereden. Ik heb haar toen verteld wat het mij deed, dit soort vragen. Het was een moeilijk gesprek. Ik vroeg haar of ze soms geen vertrouwen in mij had, en in haar eigen opvoeding. Dat dit was wat ik wilde. Ze zei dat ze het niet begreep die wens om steeds iets anders te willen. En dat ze inderdaad bang was dat ik teveel hooi op mijn vork nam. Mijn antwoord was dat dit dan mijn eigen keuze was en dat ik anders in de toekomst wel gewoon vertelde dat ik een andere baan had en haar van te voren niet meer zou inlichten. Dat vond ze niet leuk, en ook niet de bedoeling. We namen emotioneel afscheid. Die avond toen ik thuis was belde me ze op. “Ik heb het er nog eens met je vader over gehad, ik begrijp het nog steeds niet, maar dit is wat jij wilt. Je hebt morgen toch je sollicitatiegesprek? Dan willen je vader en ik je heel veel succes toewensen.” Dat vond ik groots! En ik kreeg de baan.
Ze vond het vreselijk belangrijk dat wij het als kinderen goed met elkaar konden vinden. Het feit dat wij met z’n allen jaarlijks in goede harmonie op wintersport gaan is geheel in haar geest en danken wij mede aan haar opvoeding. Je mag het oneens zijn met elkaar, maar je gaat niet met ruzie naar bed, en je zeurt niet over kleinigheden.
Ze had een bewonderenswaardig talent om van de kleine dingen in het leven te genieten. Ze vond dat je er het beste van moet maken in het leven. Ze was een natuurmens. Ze genoot van buiten zijn. Elk voorjaar was het uitkomen van de bomen en het broeden van die eerste meerkoet een bron van geluk voor haar. Ze was eigenzinnig. Toen het in de jaren tachtig hard vroor, ging ze terwijl mijn vader het niks vond, toch lekker schaatsen op de Belterwijde. Ik denk dat het meisje in haar het gevoel van het suizen over het ijs nog weer wilde voelen. Jammer dat ze viel en haar pols brak. Met haar zussen en hun kinderen gingen wij elk jaar één dag samen fietsen door de Kop van Overijssel. Boterhammen en drinken mee en genieten van het samen optrekken. Mijn vader zorgde dan maar zelf voor zijn eten.
Ze hield van op stap gaan, dingen bekijken. Prachtig was het dat haar zus Henny een busreis won naar Parijs en zij mijn moeder mee vroeg. Ze heeft genoten van die week, ze keek haar ogen uit. De buschauffeur had deze twee dames die geen woord over de grens spraken uitgelegd hoe ze koffie moesten bestellen. Café olé en dan met twee vingers erbij. Het Louvre en Versailles en de Eiffeltoren, ze stonden in haar geheugen gegrift.
Toen de diagnose van Parkinson werd gesteld was ze diepbedroefd. “Ik ben nooit ziek geweest in mijn leven”, zei ze, “maar hier kom ik nooit meer van af.” Ze heeft de effecten van de ziekte telkens moedig gedragen. Ze voelde elke keer dat ze weer iets in leverde. Dat ze naar de Talmahof in Emmeloord moest omdat het niet meer ging samen thuis vond ze afschuwelijk. En toch zei ze dan ook “Ik moet het met je vader zien te redden”. De laatste anderhalf jaar in de Clarenberg in Vollenhove hebben haar en pa nog een mooie tijd opgeleverd. Zij werd er liefdevol en warm verzorgd, ze bloeide er op en pa vond er rust en structuur. Daarvoor zijn wij de verzorgers in de Clarenberg bijzonder dankbaar.
Ze kon het laatste jaar steeds moeilijker uit haar woorden komen. Gevangen in haar hoofd en onwillig lijf was communiceren tot een beproefenis geworden. Op momenten die er toe deden leverde ze topprestaties door zich te concentreren en te zorgen dat wat ze wou zeggen gezegd werd. Vorig jaar toen mijn lief en ik terug kwamen van vakantie en vertelden dat we gingen trouwen, pakte ze Joeps hand en zei dat ze het goed vond.
Mijn moeder, een sterke vrouw is niet meer. Ze leeft voort in onze herinneringen, en in alles wat wij haar kinderen en haar kleinkind zijn.
Op 27 juli 1933 werd mijn moeder geboren, als zesde kind in een gezin van acht. De eerste jaren van haar leven werd er over haar hoofd heen geruzied hoe ze moest heten, Ze was dan wel Jacobje gedoopt, haar vader vond dat ze “Jôbpe” genoemd moest worden naar zijn zus, haar oudere zussen vonden dat hopeloos ouderwets en vonden dat ze ‘Ko’ moest worden genoemd. En aldus gebeurde uiteindelijk….
Het was niet rijk thuis, opa was een keuterboer die er bij beunde als melkophaalder en hij bracht ook verzekeringen aan de man. Het land van opa Doevendans grensde aan dat van opa Winters. En omdat kinderen in die tijd mee moesten helpen op het land viel het oog van mijn vader al vroeg op mijn moeder. Hij kent haar al meer dan 70 jaar.
Mijn moeder kon best goed leren, en ze wou als kind graag schooljuf worden. Dat zat er helaas niet in. Haar moeder was ziekelijk en haar dochter, mijn moeder moest na de lagere school thuis komen helpen. Daarna ging ze als meid in dienst bij de boer, in de net ontgonnen Noordoostpolder.
Mijn vader en moeder trouwden op 13 juli 1956. Hij was 26 en zij was 22.
Ze waren nogal verschillend van karakter, misschien hebben ze het daarom samen met elkaar al die jaren goed gehad en gehouden.
Ze kregen samen vier kinderen: Marien, Jan, Erna en Jeannette. In tussenpozen van ongeveer 3 jaar. Bij de geboorte van Jeannette zei de arts: “dat is mooi gedaan vrouw Winters, twee jongens en twee meiden. Een rijkeluis wens. Echt vakmanschap.” “Ja” zei mam nog vermoeid van de weeën “mijn man werkt bij Staatsbosbeheer.”
Mijn moeder gaf ons als kinderen ruimte en regels. Er mocht veel, en tegelijkertijd waren er ook grenzen. Ze vond het heel belangrijk dat wij sociale contacten hadden, en dus mochten we allemaal op een vereniging.
Het buiten wonen vond zij een keuze van pa en haar, waarbij de lusten gedeeld werden en de lasten daarvan bij haar lagen. Ze hadden allebei geen rijbewijs en konden ons dus niet halen of brengen. Er lag een stilzwijgende afspraak dat je op tijd thuis was. Als opgroeiende tieners die ook naar de kroeg wilden: je hield je aan de afgesproken tijd. Ook als meisje mocht je alleen door de polder op de fiets of brommer, als je maar op tijd thuis was. Zij sliep niet voordat iedereen thuis was. Ze moet menig slapeloze nacht hebben gehad, maar daar hoorde je haar nooit over. Het was wel de bedoeling dat je de volgende ochtend op tijd op stond om koffie klaar te hebben voor pa en ma als zij uit de kerk kwamen. En jij mocht daarna zelf kiezen of je ’s middags naar Sint Jansklooster of ’s avonds naar Vollenhove ging, maar naar de kerk ging je wel!
Wij kinderen kunnen ons geen van allen herinneren dat zij ruzie maakten waar wij bij waren. Ze waren het echt wel eens met elkaar oneens, maar dat lieten ze nooit ten opzichte van ons merken. Ze waren, zeker ook de laatste jaren een verknocht stel.
Mam hield erg van kinderen, maar niet van huishouden en koken. Kinderen en buurkinderen waren altijd welkom. Er stond altijd een kopje thee voor je klaar, met een plakje eigen gebakken cake, die regelmatig mislukt was. Ook de buurkinderen konden altijd binnen komen lopen, daar had ze dan limonade voor en een snoepje als ze weer weg moesten omdat zij aan het werk moest.
Haar enige kleinzoon William was haar oogappel. Ze vond het heerlijk als hij kwam logeren, al was ze er vanaf het allereerste begin helder over: ze ging niet als oppasmoeder fungeren. Als hij kwam werd de oude bus met lego tevoorschijn gehaald, die mocht rustig leeggegooid over de vloer. Of ze gingen samen Memory spelen, of de oude puzzels maken waar wij als kinderen ook mee hadden gespeeld. Van oma mocht hij alles, opa ‘kon nooit een hele dag aardig blijven’.
Van pannenkoeken bakken maakte onze moeder een groot feest. Eén keer per jaar moest de keuken schoon gemaakt. Voor die tijd belegde ze de vloer met kranten en kregen wij allemaal een pan en een grote pan beslag. De pannenkoeken werden gegaard in de tijd die wij nodig hadden om een rondje rondom het huis te rennen en de pannenkoek om te draaien.
De keuzes die wij kinderen maakten kon onze moeder niet altijd volgen. Dat maakte ze ook wel duidelijk. Toch vond ze het geluk van haar kinderen altijd boven alles gaan. Zo vond ze het maar matig dat mijn zus Jeannette en ik gingen studeren. Maar nadat eenmaal het besluit was genomen ging ze er grootmoedig mee om. Ze stond berevroeg op om een kopje thee te zetten als je een vroege bus moest halen, ze ging mee kamers zoeken ook al vond ze het niks dat je op kamers ging, ze gaf je genoeg eten mee voor een hele week als je een weekend thuis kwam.
Ze vond het onbegrijpelijk dat ik zo om de paar jaar van baan veranderde. Dat leverde emotionele gesprekken op. Zij had het gevoel dat ik teveel wilde, en ik denk dat ze ergens ook de angst had dat ik haar zou ontgroeien. Als ik vertelde dat ik aan het solliciteren was kwam altijd de vraag waarom en of mijn huidige baan niet goed genoeg was. Die was toch leuk? Bij weer eens een sollicitatie en dit soort vragen, die ik ervoer als een gebrek aan vertrouwen in mijn kunnen ben ik een keer in de auto gestapt en naar ze toe gereden. Ik heb haar toen verteld wat het mij deed, dit soort vragen. Het was een moeilijk gesprek. Ik vroeg haar of ze soms geen vertrouwen in mij had, en in haar eigen opvoeding. Dat dit was wat ik wilde. Ze zei dat ze het niet begreep die wens om steeds iets anders te willen. En dat ze inderdaad bang was dat ik teveel hooi op mijn vork nam. Mijn antwoord was dat dit dan mijn eigen keuze was en dat ik anders in de toekomst wel gewoon vertelde dat ik een andere baan had en haar van te voren niet meer zou inlichten. Dat vond ze niet leuk, en ook niet de bedoeling. We namen emotioneel afscheid. Die avond toen ik thuis was belde me ze op. “Ik heb het er nog eens met je vader over gehad, ik begrijp het nog steeds niet, maar dit is wat jij wilt. Je hebt morgen toch je sollicitatiegesprek? Dan willen je vader en ik je heel veel succes toewensen.” Dat vond ik groots! En ik kreeg de baan.
Ze vond het vreselijk belangrijk dat wij het als kinderen goed met elkaar konden vinden. Het feit dat wij met z’n allen jaarlijks in goede harmonie op wintersport gaan is geheel in haar geest en danken wij mede aan haar opvoeding. Je mag het oneens zijn met elkaar, maar je gaat niet met ruzie naar bed, en je zeurt niet over kleinigheden.
Ze had een bewonderenswaardig talent om van de kleine dingen in het leven te genieten. Ze vond dat je er het beste van moet maken in het leven. Ze was een natuurmens. Ze genoot van buiten zijn. Elk voorjaar was het uitkomen van de bomen en het broeden van die eerste meerkoet een bron van geluk voor haar. Ze was eigenzinnig. Toen het in de jaren tachtig hard vroor, ging ze terwijl mijn vader het niks vond, toch lekker schaatsen op de Belterwijde. Ik denk dat het meisje in haar het gevoel van het suizen over het ijs nog weer wilde voelen. Jammer dat ze viel en haar pols brak. Met haar zussen en hun kinderen gingen wij elk jaar één dag samen fietsen door de Kop van Overijssel. Boterhammen en drinken mee en genieten van het samen optrekken. Mijn vader zorgde dan maar zelf voor zijn eten.
Ze hield van op stap gaan, dingen bekijken. Prachtig was het dat haar zus Henny een busreis won naar Parijs en zij mijn moeder mee vroeg. Ze heeft genoten van die week, ze keek haar ogen uit. De buschauffeur had deze twee dames die geen woord over de grens spraken uitgelegd hoe ze koffie moesten bestellen. Café olé en dan met twee vingers erbij. Het Louvre en Versailles en de Eiffeltoren, ze stonden in haar geheugen gegrift.
Toen de diagnose van Parkinson werd gesteld was ze diepbedroefd. “Ik ben nooit ziek geweest in mijn leven”, zei ze, “maar hier kom ik nooit meer van af.” Ze heeft de effecten van de ziekte telkens moedig gedragen. Ze voelde elke keer dat ze weer iets in leverde. Dat ze naar de Talmahof in Emmeloord moest omdat het niet meer ging samen thuis vond ze afschuwelijk. En toch zei ze dan ook “Ik moet het met je vader zien te redden”. De laatste anderhalf jaar in de Clarenberg in Vollenhove hebben haar en pa nog een mooie tijd opgeleverd. Zij werd er liefdevol en warm verzorgd, ze bloeide er op en pa vond er rust en structuur. Daarvoor zijn wij de verzorgers in de Clarenberg bijzonder dankbaar.
Ze kon het laatste jaar steeds moeilijker uit haar woorden komen. Gevangen in haar hoofd en onwillig lijf was communiceren tot een beproefenis geworden. Op momenten die er toe deden leverde ze topprestaties door zich te concentreren en te zorgen dat wat ze wou zeggen gezegd werd. Vorig jaar toen mijn lief en ik terug kwamen van vakantie en vertelden dat we gingen trouwen, pakte ze Joeps hand en zei dat ze het goed vond.
Mijn moeder, een sterke vrouw is niet meer. Ze leeft voort in onze herinneringen, en in alles wat wij haar kinderen en haar kleinkind zijn.
donderdag 9 juni 2011
Inspreken in Castricum
Vanavond moest ik inspreken bij de raad van Castricum over de gevolgen van de bezuinigingen op de bibliotheek. Vreemd hoe je terwijl je moeder op ca. 200 km afstand voorzichtig stabiel lijkt te worden, je een knop omzet en voor je bieb staat te knokken. De paradoxen van het leven.
Een kort en bondig verhaal, waarin ik aangaf wat onze acties waren geweest, welke oplossingen en welke onmogelijkheden. Het werd met applaus begroet. Daarna kwam de school waarmee we al heel goed samenwerken, maar waarmee de samenwerking waarschijnlijk eindigt omdat de vestiging dicht moet. Ook hun betoog werd met gejuich en geklap ontvangen. De bieb leeft!
Na afloop een gesprek met de wethouder van onderwijs, dus niet onze eigen wethouder. Hij ging de bezuiniging voor ons oplossen. We kunnen bij de school in, en we hoeven dan nog maar een klein bedrag van €37.000,-- uit de voorziening van Castricum te halen. En hij ging ons dwingen, want tenslotte als subsidiegever had hij het voor het zeggen. En ik moest wel blij zijn met zo'n meedenkende gemeente.
Ik ben ook erg blij, alleen is mijn, ons probleem er niet mee opgelost. Dat heb ik ook uitgelegd aan de wethouder. En daar liep ik toch tegen een vreemde redenatie op van de wethouder. De bezuiniging van 10%, daar wilde hij dan wel in meedenken, en had hij op zijn manier een oplossing voor gevonden. Het feit dat we al 3 jaar niet uitkomen met de subsidie, en dat we ook geen loon- en prijscompensatie krijgen en dus nog eens €100.000,-- moeten gaan vinden dat is dan ons probleem. Want loon- en prijscompensatie had ik toch niet gekregen en niet sluitende begroting is een intern probleem. Hmmm, ik voel zo een vergelijking van twee maten bij mij op komen. Het feit dat de gemeente in geldnood zit wordt o.à. Opgelost door op de bibliotheek te bezuinigen, dat is dan toch het probleem van de gemeente? Vreemde jongens die politici ;-)
Een kort en bondig verhaal, waarin ik aangaf wat onze acties waren geweest, welke oplossingen en welke onmogelijkheden. Het werd met applaus begroet. Daarna kwam de school waarmee we al heel goed samenwerken, maar waarmee de samenwerking waarschijnlijk eindigt omdat de vestiging dicht moet. Ook hun betoog werd met gejuich en geklap ontvangen. De bieb leeft!
Na afloop een gesprek met de wethouder van onderwijs, dus niet onze eigen wethouder. Hij ging de bezuiniging voor ons oplossen. We kunnen bij de school in, en we hoeven dan nog maar een klein bedrag van €37.000,-- uit de voorziening van Castricum te halen. En hij ging ons dwingen, want tenslotte als subsidiegever had hij het voor het zeggen. En ik moest wel blij zijn met zo'n meedenkende gemeente.
Ik ben ook erg blij, alleen is mijn, ons probleem er niet mee opgelost. Dat heb ik ook uitgelegd aan de wethouder. En daar liep ik toch tegen een vreemde redenatie op van de wethouder. De bezuiniging van 10%, daar wilde hij dan wel in meedenken, en had hij op zijn manier een oplossing voor gevonden. Het feit dat we al 3 jaar niet uitkomen met de subsidie, en dat we ook geen loon- en prijscompensatie krijgen en dus nog eens €100.000,-- moeten gaan vinden dat is dan ons probleem. Want loon- en prijscompensatie had ik toch niet gekregen en niet sluitende begroting is een intern probleem. Hmmm, ik voel zo een vergelijking van twee maten bij mij op komen. Het feit dat de gemeente in geldnood zit wordt o.à. Opgelost door op de bibliotheek te bezuinigen, dat is dan toch het probleem van de gemeente? Vreemde jongens die politici ;-)
dinsdag 7 juni 2011
Hoe lang sterft een mens?
Mijn moeder is al een tijd ziek, ziekte van Parkinson. Een rotziekte, een sluipmoordenaar. Mijn moeder zit inmiddels al meer dan vier jaar in een verzorginghuis. Eerst meer dan 17 km bij mijn vader vandaan, waarbij hij trouw bijna elke dag met zijn 80 jaar op de fiets naar toe ging. Sinds anderhalf jaar gelukkig op 500 meter, in een mooi zorgcentrum, in een huiskamerproject vol liefdevolle zorg.
Het gaat dus achteruit met mijn moeder. Al meer dan vijf jaar zijn het telkens nieuwe fasen van wegvallen van vaardigheden. Het laatste jaar valt er steeds meer uit. Ze zal langzaam stikken, verdorsten of verhongeren, of sterven aan een longontsteking. De kracht om te praten heeft ze bijna niet meer. Coherent spreken kost te veel energie, terwijl ze nog veel wil zeggen. Gevangen in een lichaam dat niet meer wil en een tong die je woorden niet meer wil vormen.
Een man, mijn vader, die trouw elke dag haar komt voeden. Die niet meer met haar kan communiceren, doof aan twee oren. Die onbeholpen is in zijn affectie, resultaatgericht. Ze moet eten want anders gaat ze dood. Die haar met haar tere botten te hard knuffelt, die wanhopig is bij het idee dat ze er straks niet meer is.
Vandaag leek die dag te zijn gekomen. Ze had zich verslikt en had geen kracht om te hoesten. Blauw aanlopend, daarna helemaal wit. Verpleging die slijm weghaalt. Zuurstof toe dient, en dan toch die happen naar lucht. Ze is er nog. Hoelang nog?
Het gaat dus achteruit met mijn moeder. Al meer dan vijf jaar zijn het telkens nieuwe fasen van wegvallen van vaardigheden. Het laatste jaar valt er steeds meer uit. Ze zal langzaam stikken, verdorsten of verhongeren, of sterven aan een longontsteking. De kracht om te praten heeft ze bijna niet meer. Coherent spreken kost te veel energie, terwijl ze nog veel wil zeggen. Gevangen in een lichaam dat niet meer wil en een tong die je woorden niet meer wil vormen.
Een man, mijn vader, die trouw elke dag haar komt voeden. Die niet meer met haar kan communiceren, doof aan twee oren. Die onbeholpen is in zijn affectie, resultaatgericht. Ze moet eten want anders gaat ze dood. Die haar met haar tere botten te hard knuffelt, die wanhopig is bij het idee dat ze er straks niet meer is.
Vandaag leek die dag te zijn gekomen. Ze had zich verslikt en had geen kracht om te hoesten. Blauw aanlopend, daarna helemaal wit. Verpleging die slijm weghaalt. Zuurstof toe dient, en dan toch die happen naar lucht. Ze is er nog. Hoelang nog?
zondag 29 mei 2011
Congo- David van Reybrouck
In het vliegtuig terug van Màlaga het terecht veel geprezen boek Congo van David van Reybrouck uitgelezen. Een prachtig boek, wat de geschiedenis van het land in al zijn facetten weet te treffen. Van Reybrouck begint met de koloniale tijd, omdat hij de geschiedenis van het land wil afzetten in het economisch tijdsgewricht van de afgelopen 150 jaar. Dus begint hij met de 'ontdekking' van Congo en hoe het relatief kleine België kans zag om zich zo'n groot stuk van de Afrikaanse taart toe te eigenen.
Vervolgens vertelt hij hoe het er in Belgisch Congo aan toe ging. Hoe de slavenhandel vroeger, en daarna de ivoorhandel en rubberhandel het land volledig ontwricht hebben. Er was geen oog voor de oude structuren, die werden kapot gemaakt, en Koning Leopold gebruikte de opbrengsten van Congo voor zijn eigen projecten. Ongeacht wat de consequenties waren in het land in Afrika.
Van Reybrouck neemt ons mee door de tijd, en telkens zijn er schrijnende verhalen van ongelooflijk machtsmisbruik en goed bedoelende mensen die het land willen opbouwen, die iets willen betekenen voor het land. Steeds winnen de machten van corruptie, machtsmisbruik, stammenstrijd het. En ook steeds verhalen van mensen met enorme veerkracht die tegen de verdrukking in geloven in een betere toekomst voor zichzelf, voor hun kinderen, voor de natie. Maar Van Reybrouck moet er naar zoeken.
In het boek weet Van Reybrouck menselijke dramatiek te koppelen aan de invloeden van wereldmachten, van grote internationals. Zo blijkt steeds dat Congo een speelbal is van allerlei externe invloeden die intern leiden tot enorme verrijking van de 'happy few'. Als er dan een machtsovername volgt, dan is er geen breuk met dat gedrag. Nee, de nieuwe lichting stelt eerst de tegenstanders 'koud', en zorgt vervolgens weer erg goed voor zichzelf. Een telkens terugkerende cirkel van corruptie en nepotisme. Treurig en tragisch om te lezen, ook omdat de westerse grootmachten en multinationals er mede veroorzakers van zijn.
Van Reybrouck weet op een bijzondere manier afstandelijkheid en betrokkenheid te verwoorden. Hij oordeelt scherp en tegelijkertijd heeft hij een enorme compassie voor de Congolezen. Een zeer lezenswaardig boek.
Vervolgens vertelt hij hoe het er in Belgisch Congo aan toe ging. Hoe de slavenhandel vroeger, en daarna de ivoorhandel en rubberhandel het land volledig ontwricht hebben. Er was geen oog voor de oude structuren, die werden kapot gemaakt, en Koning Leopold gebruikte de opbrengsten van Congo voor zijn eigen projecten. Ongeacht wat de consequenties waren in het land in Afrika.
Van Reybrouck neemt ons mee door de tijd, en telkens zijn er schrijnende verhalen van ongelooflijk machtsmisbruik en goed bedoelende mensen die het land willen opbouwen, die iets willen betekenen voor het land. Steeds winnen de machten van corruptie, machtsmisbruik, stammenstrijd het. En ook steeds verhalen van mensen met enorme veerkracht die tegen de verdrukking in geloven in een betere toekomst voor zichzelf, voor hun kinderen, voor de natie. Maar Van Reybrouck moet er naar zoeken.
In het boek weet Van Reybrouck menselijke dramatiek te koppelen aan de invloeden van wereldmachten, van grote internationals. Zo blijkt steeds dat Congo een speelbal is van allerlei externe invloeden die intern leiden tot enorme verrijking van de 'happy few'. Als er dan een machtsovername volgt, dan is er geen breuk met dat gedrag. Nee, de nieuwe lichting stelt eerst de tegenstanders 'koud', en zorgt vervolgens weer erg goed voor zichzelf. Een telkens terugkerende cirkel van corruptie en nepotisme. Treurig en tragisch om te lezen, ook omdat de westerse grootmachten en multinationals er mede veroorzakers van zijn.
Van Reybrouck weet op een bijzondere manier afstandelijkheid en betrokkenheid te verwoorden. Hij oordeelt scherp en tegelijkertijd heeft hij een enorme compassie voor de Congolezen. Een zeer lezenswaardig boek.
vrijdag 27 mei 2011
Copyrights, digitalizering, e-books in Europa
Vanochtend in Malaga werden vier verhalen gehouden over de ervaringen in Europa met copyrights, digitalizering en e-books. Wat duidelijk wordt na het horen van de vier verhalen dat in ieder land de bibliotheken worstelen met dezelfde problematiek.
Jens Thorhauge, uit Denemarken had een stevig verhaal over het belang van het ontwikkelen van nieuwe bibliotheekmodellen. De openbare bibliotheek is er niet met het ontwikkelen van een e-books platform. Het gaat net als bij het oude bibliotheekmodel om het geven van context, extra dienstverlening er om heen, je toegevoegde waarde. Naar mijn mening dreigen we met de e-books discussie in een zelfde kuil te vallen als met de folio boeken, nl. dat we middelen en doel door elkaar halen. Bibliotheken hebben niet als doel om boeken uit te lenen, ze zijn er voor vrije toegang tot informatie. Ze zijn er om context te geven, om mensen kritisch te maken, de mogelijkheid te bieden om zich te ontwikkelen.
Het nieuwe bibliotheekmodel in Denemarken gaat langs de as van innovatie en empowerment van mensen. Wat bibliotheken moeten doen is een podium bieden voor mensen om iets te creëren, te performen, of om uitgedaagd te worden (dit op de as van innovatie); of op de kant van empowerment: elkaar ontmoeten en leren. Het klinkt allemaal zeer bekend, iets wat bibliotheken al lang doen... maar in alle eerlijkheid altijd als een bijproduct van het logistieke proces van uitlenen. We zullen echt in de komende jaren versneld ons moeten omvormen tot bibliotheken waar het uitleenproces ondergeschikt wordt aan het creëren van toegevoegde waarde op de collectie. Een wereld te winnen nog.
Daarna kwamen de verhalen van Johan De Lauré, Maria Antonia Carraro en Barbara Schleihage. Dat waren vooral verhalen over de ervaringen in respectievelijk België, Spanje en Duitsland. Wat opviel in deze verhalen was dat in elk land men in ieder geval in zet op onderhandelen met uitgevers. Dat bibliotheken in zien dat ze uitgevers nodig hebben, dat de uitdaging zit in het vinden van een business model waar beide partijen voordeel aan hebben. Dat valt nog niet mee, vallen en opstaan. Dat struikelend door ploeteren zal nog wel even duren vrees ik. En toch zijn er wel kleine winsten behaald in Duitsland, België en Spanje. Dat geeft de burger moed voor de toekomst. Als er maar genoeg goede voorbeelden komen in Europa komt het wel goed met een Europese richtlijn voor bibliotheken en voor copyrights.
Jens Thorhauge, uit Denemarken had een stevig verhaal over het belang van het ontwikkelen van nieuwe bibliotheekmodellen. De openbare bibliotheek is er niet met het ontwikkelen van een e-books platform. Het gaat net als bij het oude bibliotheekmodel om het geven van context, extra dienstverlening er om heen, je toegevoegde waarde. Naar mijn mening dreigen we met de e-books discussie in een zelfde kuil te vallen als met de folio boeken, nl. dat we middelen en doel door elkaar halen. Bibliotheken hebben niet als doel om boeken uit te lenen, ze zijn er voor vrije toegang tot informatie. Ze zijn er om context te geven, om mensen kritisch te maken, de mogelijkheid te bieden om zich te ontwikkelen.
Het nieuwe bibliotheekmodel in Denemarken gaat langs de as van innovatie en empowerment van mensen. Wat bibliotheken moeten doen is een podium bieden voor mensen om iets te creëren, te performen, of om uitgedaagd te worden (dit op de as van innovatie); of op de kant van empowerment: elkaar ontmoeten en leren. Het klinkt allemaal zeer bekend, iets wat bibliotheken al lang doen... maar in alle eerlijkheid altijd als een bijproduct van het logistieke proces van uitlenen. We zullen echt in de komende jaren versneld ons moeten omvormen tot bibliotheken waar het uitleenproces ondergeschikt wordt aan het creëren van toegevoegde waarde op de collectie. Een wereld te winnen nog.
Daarna kwamen de verhalen van Johan De Lauré, Maria Antonia Carraro en Barbara Schleihage. Dat waren vooral verhalen over de ervaringen in respectievelijk België, Spanje en Duitsland. Wat opviel in deze verhalen was dat in elk land men in ieder geval in zet op onderhandelen met uitgevers. Dat bibliotheken in zien dat ze uitgevers nodig hebben, dat de uitdaging zit in het vinden van een business model waar beide partijen voordeel aan hebben. Dat valt nog niet mee, vallen en opstaan. Dat struikelend door ploeteren zal nog wel even duren vrees ik. En toch zijn er wel kleine winsten behaald in Duitsland, België en Spanje. Dat geeft de burger moed voor de toekomst. Als er maar genoeg goede voorbeelden komen in Europa komt het wel goed met een Europese richtlijn voor bibliotheken en voor copyrights.
donderdag 26 mei 2011
EBLIDA council meeting
In Malaga zitten op dit moment een stuk of 60 mensen uit de Europese bibliotheekbranche bij elkaar om met elkaar te praten over het belang van lobbyen op Europees niveau. Er zijn een drie focuspunten af gesproken. Het belangrijkste, en ook the issue van EBLIDA vanaf de start 19 jaar geleden is copyright. Er gebeurt erg veel op dat gebied, zaken die vaak heel veel juridische kennis vragen om te begrijpen.
Zo werd ook gesproken over de bedreigingen die nu op Europees niveau op ons afkomen. Er wordt gesproken over het oprichten van een virtueel Schengen, maar dan in de restrictieve manier. Geen vrij verkeer van informatie binnen de grenzen van Schengen. Nee, juist dat als bepaalde informatie in één land van Europa verboden is, dan zou dat ook in de andere landen verboden moeten zijn. Om een heel vervelend voorbeeld te geven: informatie over nazi's is verboden om op internet te verspreiden in Duitsland en in Oostenrijk. Maar in bv Denemarken gelooft men sterk in dialoog om juist mensen uit te dagen hierzelf over na te denken. Natuurlijk binnen de wettelijke grenzen dat je niet mag oproepen tot haat etc. In feite vergelijkbare casus met onze KB die de NSB kranten heeft gedigitalizeerd en beschikbaar heeft gesteld. Dat zou dan dus niet meer kunnen, en je krijgt een steeds restrictiever beleid. Internetproviders zouden door hun overheid gedwongen worden om deze websites op een zwarte lijst te zetten. China in het klein. Echt een enorme bedreiging voor vrij verkeer van en toegang tot informatie.
Verder is er gesproken over het belang van het voor het voetlicht brengen van een goede regeling rondom e-books. Het is daarbij erg lastig om politici het verschil duidelijk te maken tussen het lenen van een e-book en een folio. Iets wat een aantal bibliothecarissen nu pas beginnen te voelen. Als we geen goede regeling weten te treffen op Europees niveau gaan we er in Nederland ook erg veel problemen mee krijgen. Dus hier ligt heel veel werk op het bord van EBLIDA.
Overigens merk ik in discussies met Europese collega's dat onze Nederlandse pragmatische aanpak rondom zaken niet overal gewaardeerd wordt. Er zijn echt hardliners in EBLIDA die zeggen dat de vrije toegang tot informatie kostenloos moet zijn, en dat het Nederlandse systeem te liberaal is. Men realiseert zich in sommige gevallen dat 'onze' Nederlandse aanpak wel zorgt dat zaken in beweging komen, terwijl een hardline aanpak vaak tot confrontaties leidt.
Het derde punt waarover werd gesproken is om op Europees niveau een duidelijk statement af te geven over het belang van bibliotheken in het cultuurveld. Bibliotheken als de eerste basisvoorziening voor mensen om met cultuur in aanraking te komen. Er wordt nu aan een lobbystrategie gewerkt om dit voor het voetlicht te brengen.
Morgen volgt nog een conferentie samen met de Spaanse collega's.
Zo werd ook gesproken over de bedreigingen die nu op Europees niveau op ons afkomen. Er wordt gesproken over het oprichten van een virtueel Schengen, maar dan in de restrictieve manier. Geen vrij verkeer van informatie binnen de grenzen van Schengen. Nee, juist dat als bepaalde informatie in één land van Europa verboden is, dan zou dat ook in de andere landen verboden moeten zijn. Om een heel vervelend voorbeeld te geven: informatie over nazi's is verboden om op internet te verspreiden in Duitsland en in Oostenrijk. Maar in bv Denemarken gelooft men sterk in dialoog om juist mensen uit te dagen hierzelf over na te denken. Natuurlijk binnen de wettelijke grenzen dat je niet mag oproepen tot haat etc. In feite vergelijkbare casus met onze KB die de NSB kranten heeft gedigitalizeerd en beschikbaar heeft gesteld. Dat zou dan dus niet meer kunnen, en je krijgt een steeds restrictiever beleid. Internetproviders zouden door hun overheid gedwongen worden om deze websites op een zwarte lijst te zetten. China in het klein. Echt een enorme bedreiging voor vrij verkeer van en toegang tot informatie.
Verder is er gesproken over het belang van het voor het voetlicht brengen van een goede regeling rondom e-books. Het is daarbij erg lastig om politici het verschil duidelijk te maken tussen het lenen van een e-book en een folio. Iets wat een aantal bibliothecarissen nu pas beginnen te voelen. Als we geen goede regeling weten te treffen op Europees niveau gaan we er in Nederland ook erg veel problemen mee krijgen. Dus hier ligt heel veel werk op het bord van EBLIDA.
Overigens merk ik in discussies met Europese collega's dat onze Nederlandse pragmatische aanpak rondom zaken niet overal gewaardeerd wordt. Er zijn echt hardliners in EBLIDA die zeggen dat de vrije toegang tot informatie kostenloos moet zijn, en dat het Nederlandse systeem te liberaal is. Men realiseert zich in sommige gevallen dat 'onze' Nederlandse aanpak wel zorgt dat zaken in beweging komen, terwijl een hardline aanpak vaak tot confrontaties leidt.
Het derde punt waarover werd gesproken is om op Europees niveau een duidelijk statement af te geven over het belang van bibliotheken in het cultuurveld. Bibliotheken als de eerste basisvoorziening voor mensen om met cultuur in aanraking te komen. Er wordt nu aan een lobbystrategie gewerkt om dit voor het voetlicht te brengen.
Morgen volgt nog een conferentie samen met de Spaanse collega's.
donderdag 12 mei 2011
Een aansprekende visie op bibliotheekwerk
Gisteren zat ik met een aantal andere mensen uit de branche en van aanpalend aan de bibliotheekbranche op uitnodiging van het SIOB om te praten over een nieuwe Agenda van de Toekomst. Ik was niet van plan om er iets over te bloggen, maar op verzoek van @JoostHeessels dan toch.
Er was een soort praatstuk neergelegd, waarin het over drie thema's ging: lezen, leren en informeren. Vraagstuk was onder andere de vraag wat er in de toekomst verandert wat nog steeds een bibliotheek rechtvaardigt. Wat op zich een veronderstelling in zich heeft dat dit nu niet het geval is? Want al is het bijltjesdag in veel gemeenten, ik denk echt dat hier kind en badwater worden weggegooid. Dat veel lokale politici 'hoog opgeleide blanke mannen en vrouwen' zijn die een verouderd beeld van de bibliotheek hebben en zelf ook een voldoende gevulde portemonnee hebben om boeken te kopen. En er werd gediscussieerd over wat er centraal geregeld zou moeten worden en wat er lokaal ingebed zou moeten worden.
Rechtvaardiging van bestaan van de bibliotheek
Ik zal wel een beroepsdeformist zijn, ik denk dat de bibliotheek van alle tijden is. Die UNESCO regel: vrije toegang tot informatie, educatie en cultuur die staat wat mij betreft als een huis. Natuurlijk is er veel te vinden op internet, maar niet alles is daar beschikbaar. Veel informatie is niet gratis, niet of nauwelijks te vinden. Hoe zeer ik ook een 'believer' ben van open access, ik denk dat de droom dat alles voor iedereen beschikbaar is nog ver van ons verwijderd is.
Kennismaatschappij
Nederland wil graag voor op lopen als een kenniseconomie. Dat kan alleen als onze kinderen voldoende leesvaardig van de basisschool komen. Dat is primair de taak van het onderwijs, maar met ondersteuning van de bibliotheek. Want de gemiddelde onderwijzer mocht ik daar begrijpen heeft Pinkeltje in zijn top 3 van favoriete voorleesboeken staan. Daar kan de bibliotheek mooie actuele aansprekende titels voor kinderen tegen over zetten om het leesplezier toe te laten nemen.
Zoekvaardigheid en kritisch consumeren
Ook bij het zoeken naar informatie ligt er een schone taak voor het bibliotheekwerk. Kinderen en volwassenen leren om goed te zoeken en kritisch te zijn in het beoordelen van informatie. Ik geloof dat hier nog een flink aantal jaren een taak voor de bibliotheek ligt. Ons onderwijs heeft hier echt een achterstand in. Veel professoren en leerkrachten klagen over het feit dat er te weinig feiten worden gecheckt, dat er klakkeloos wordt geplagieerd. Terwijl er tegelijkertijd in het onderwijs ook mensen rondlopen die zelf niet 'bij' zijn. Als we samen op trekken, bibliotheek en onderwijs, dan kunnen we samen een kwaliteitsslag maken.
Literair lezen
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat literair lezen je instaat stelt om analytischer te denken. Ouders die literatuur lezen moedigen hun kinderen meer aan en hebben een betere voorbeeldfunctie qua lezen dan thrillerlezers. Vond ik overigens een vrij bizarre conclusie.. Dus voor het promoten van literatuur, mensen verleiden om eens iets anders te lezen.. het ouderwetse hinauflezen is toe aan een revival.
Vrije toegang tot..
Nu is de gedachte dat met internet en met e-books de bibliotheek overbodig is geworden. Maar men vergeet dat niet voor iedereen het mogelijk is om alles aan te schaffen op internet. Alleen de 'well to do' hebben de mogelijkheid om zich de toegang tot informatie te verschaffen. Volwassenen en kinderen uit een 'armer' milieu of uit een milieu waarin aan lezen minder waarde wordt gehecht komen niet in aanraking met geschreven informatie, of dat nou in folio of in e-book vorm is. En dan is het afgelopen met iedereen gelijke kansen geven in de maatschappij.
De maatschappij kan niet zonder bibliotheek!
Dit waren zo maar een paar ideeen en stokpaardjes naar aanleiding van de discussie met het SIOB.
Er was een soort praatstuk neergelegd, waarin het over drie thema's ging: lezen, leren en informeren. Vraagstuk was onder andere de vraag wat er in de toekomst verandert wat nog steeds een bibliotheek rechtvaardigt. Wat op zich een veronderstelling in zich heeft dat dit nu niet het geval is? Want al is het bijltjesdag in veel gemeenten, ik denk echt dat hier kind en badwater worden weggegooid. Dat veel lokale politici 'hoog opgeleide blanke mannen en vrouwen' zijn die een verouderd beeld van de bibliotheek hebben en zelf ook een voldoende gevulde portemonnee hebben om boeken te kopen. En er werd gediscussieerd over wat er centraal geregeld zou moeten worden en wat er lokaal ingebed zou moeten worden.
Rechtvaardiging van bestaan van de bibliotheek
Ik zal wel een beroepsdeformist zijn, ik denk dat de bibliotheek van alle tijden is. Die UNESCO regel: vrije toegang tot informatie, educatie en cultuur die staat wat mij betreft als een huis. Natuurlijk is er veel te vinden op internet, maar niet alles is daar beschikbaar. Veel informatie is niet gratis, niet of nauwelijks te vinden. Hoe zeer ik ook een 'believer' ben van open access, ik denk dat de droom dat alles voor iedereen beschikbaar is nog ver van ons verwijderd is.
Kennismaatschappij
Nederland wil graag voor op lopen als een kenniseconomie. Dat kan alleen als onze kinderen voldoende leesvaardig van de basisschool komen. Dat is primair de taak van het onderwijs, maar met ondersteuning van de bibliotheek. Want de gemiddelde onderwijzer mocht ik daar begrijpen heeft Pinkeltje in zijn top 3 van favoriete voorleesboeken staan. Daar kan de bibliotheek mooie actuele aansprekende titels voor kinderen tegen over zetten om het leesplezier toe te laten nemen.
Zoekvaardigheid en kritisch consumeren
Ook bij het zoeken naar informatie ligt er een schone taak voor het bibliotheekwerk. Kinderen en volwassenen leren om goed te zoeken en kritisch te zijn in het beoordelen van informatie. Ik geloof dat hier nog een flink aantal jaren een taak voor de bibliotheek ligt. Ons onderwijs heeft hier echt een achterstand in. Veel professoren en leerkrachten klagen over het feit dat er te weinig feiten worden gecheckt, dat er klakkeloos wordt geplagieerd. Terwijl er tegelijkertijd in het onderwijs ook mensen rondlopen die zelf niet 'bij' zijn. Als we samen op trekken, bibliotheek en onderwijs, dan kunnen we samen een kwaliteitsslag maken.
Literair lezen
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat literair lezen je instaat stelt om analytischer te denken. Ouders die literatuur lezen moedigen hun kinderen meer aan en hebben een betere voorbeeldfunctie qua lezen dan thrillerlezers. Vond ik overigens een vrij bizarre conclusie.. Dus voor het promoten van literatuur, mensen verleiden om eens iets anders te lezen.. het ouderwetse hinauflezen is toe aan een revival.
Vrije toegang tot..
Nu is de gedachte dat met internet en met e-books de bibliotheek overbodig is geworden. Maar men vergeet dat niet voor iedereen het mogelijk is om alles aan te schaffen op internet. Alleen de 'well to do' hebben de mogelijkheid om zich de toegang tot informatie te verschaffen. Volwassenen en kinderen uit een 'armer' milieu of uit een milieu waarin aan lezen minder waarde wordt gehecht komen niet in aanraking met geschreven informatie, of dat nou in folio of in e-book vorm is. En dan is het afgelopen met iedereen gelijke kansen geven in de maatschappij.
De maatschappij kan niet zonder bibliotheek!
Dit waren zo maar een paar ideeen en stokpaardjes naar aanleiding van de discussie met het SIOB.
maandag 9 mei 2011
De calculerende burger en overheid
Het is zo'n dag waarop ik weinig afspraken heb, en heel veel te doen. Het wil maar niet tot effectief werken komen... te veel aan mijn kop. Dan lees ik de blog van Mark Deckers, over iedereen overal kunnen lenen in Nederland met zijn/haar bibliotheekpas. Ik word er erg blij van. Morgen doen!
Calculerende burger
Dan denk ik aan de discussies die ik de afgelopen tijd heb gevoerd met wethouders en raadsleden. Over tariefsverhogingen, over dienstverleningsniveau's, over onze visie op het bibliotheekwerk in ons werkgebied. En over calculerende burgers. Er zijn klanten die in een buurgemeente lid worden omdat daar het tarief net iets lager ligt. En dan komen ze vervolgens bij ons lenen.
Wij hanteren een, vinden wij, reeel tariefstelsel. We hebben in ons werkgebied 9 vestigingen, waaronder 4 stevige, grote vestigingen met ruime openingstijden en uitgebreide collecties, goed opgeleid personeel en goede faciliteiten. De kleinere vestigingen zijn we aan het omvormen tot doelgroepenbibliotheken. Daar kun je wel alles laten komen wat je nodig hebt, kostenloos aanvragen binnen het werkgebied. Vanuit de visie dat je 'vlaggenschepen' hebt, die alles moeten bieden, en 'parlevinkers' die specifiek aanbod hebben voor de wijk of het dorp.
Van alles een beetje doen en overal net niks bieden, dat werkt niet naar mijn idee. Net als de AH varieren in je aanbod, relateren aan je 'markt'. Klanten willen het allemaal liefst dichtbij hebben, maar snappen ook wel dat je soms voor je delicatessen net even een extra stukje moet rijden. De calculerende burger.
De calculerende overheid
Dat werkt twee kanten op. In de overleggen over de bezuinigingen hoor ik soms geluiden voorbij komen dat een gemeente er over denkt om het bibliotheekwerk op de lange termijn helemaal af te schaffen. Want de buurgemeente heeft toch een goede bibliotheek? En als u, mevrouw de bibliotheekdirecteur, nou zorgt dat die ook bij u aansluit, kunnen wij onze vestiging wel sluiten. Van zo'n calculerende overheid word ik niet blij. Als het vanuit een visie gebeurt dan ben ik er benieuwd naar wat die is. Mijn beeld is dat er naar kostenposten wordt gekeken, en niet wat het een dorp of kern kost om de bibliotheek te verliezen. Als je zegt dat je als (kleine) gemeente niet alles overeind kunt houden zul je natuurlijk keuzes moeten maken. Daarin wordt te weinig naar maatschappelijke effecten gekeken op de korte en lange termijn. En dan verrast mij dus een gemeente die met droge ogen zegt dat iedereen maar naar het dorp verder op moet, naar de bibliotheek in de volgende gemeente? En dat jij daar als gemeente dan zelf niets aan bij draagt? Dat lijkt me ook niet zo goed voor de intergemeentelijke verhoudingen ;-)
Ik zit stilletjes wel eens te denken: zou er niet een revival komen van de bibliotheek. Nu blijkt dat er op verschillende scholen onvoldoende wordt gescoord op leesvaardigheid, en bibliotheken daar een prachtige rol in hebben in het bijbrengen van leesplezier... zouden we dan straks niet acties krijgen net als een half uur per dag bewegen is gezond, een half uur per dag lezen is goed voor je ontwikkeling/creativiteit/carrierekansen?
Dan kijkt de calculerende burger en calculerende overheid op een heel andere manier naar de bibliotheek en zijn ze reuze blij met een bibliotheek om de hoek.
Calculerende burger
Dan denk ik aan de discussies die ik de afgelopen tijd heb gevoerd met wethouders en raadsleden. Over tariefsverhogingen, over dienstverleningsniveau's, over onze visie op het bibliotheekwerk in ons werkgebied. En over calculerende burgers. Er zijn klanten die in een buurgemeente lid worden omdat daar het tarief net iets lager ligt. En dan komen ze vervolgens bij ons lenen.
Wij hanteren een, vinden wij, reeel tariefstelsel. We hebben in ons werkgebied 9 vestigingen, waaronder 4 stevige, grote vestigingen met ruime openingstijden en uitgebreide collecties, goed opgeleid personeel en goede faciliteiten. De kleinere vestigingen zijn we aan het omvormen tot doelgroepenbibliotheken. Daar kun je wel alles laten komen wat je nodig hebt, kostenloos aanvragen binnen het werkgebied. Vanuit de visie dat je 'vlaggenschepen' hebt, die alles moeten bieden, en 'parlevinkers' die specifiek aanbod hebben voor de wijk of het dorp.
Van alles een beetje doen en overal net niks bieden, dat werkt niet naar mijn idee. Net als de AH varieren in je aanbod, relateren aan je 'markt'. Klanten willen het allemaal liefst dichtbij hebben, maar snappen ook wel dat je soms voor je delicatessen net even een extra stukje moet rijden. De calculerende burger.
De calculerende overheid
Dat werkt twee kanten op. In de overleggen over de bezuinigingen hoor ik soms geluiden voorbij komen dat een gemeente er over denkt om het bibliotheekwerk op de lange termijn helemaal af te schaffen. Want de buurgemeente heeft toch een goede bibliotheek? En als u, mevrouw de bibliotheekdirecteur, nou zorgt dat die ook bij u aansluit, kunnen wij onze vestiging wel sluiten. Van zo'n calculerende overheid word ik niet blij. Als het vanuit een visie gebeurt dan ben ik er benieuwd naar wat die is. Mijn beeld is dat er naar kostenposten wordt gekeken, en niet wat het een dorp of kern kost om de bibliotheek te verliezen. Als je zegt dat je als (kleine) gemeente niet alles overeind kunt houden zul je natuurlijk keuzes moeten maken. Daarin wordt te weinig naar maatschappelijke effecten gekeken op de korte en lange termijn. En dan verrast mij dus een gemeente die met droge ogen zegt dat iedereen maar naar het dorp verder op moet, naar de bibliotheek in de volgende gemeente? En dat jij daar als gemeente dan zelf niets aan bij draagt? Dat lijkt me ook niet zo goed voor de intergemeentelijke verhoudingen ;-)
Ik zit stilletjes wel eens te denken: zou er niet een revival komen van de bibliotheek. Nu blijkt dat er op verschillende scholen onvoldoende wordt gescoord op leesvaardigheid, en bibliotheken daar een prachtige rol in hebben in het bijbrengen van leesplezier... zouden we dan straks niet acties krijgen net als een half uur per dag bewegen is gezond, een half uur per dag lezen is goed voor je ontwikkeling/creativiteit/carrierekansen?
Dan kijkt de calculerende burger en calculerende overheid op een heel andere manier naar de bibliotheek en zijn ze reuze blij met een bibliotheek om de hoek.
Abonneren op:
Posts (Atom)