Vanochtend gaan we eerst met een kameel terug naar Wadi Rum.
Boven op een kameel dus om precies te zijn. Er staan er drie klaar. Twee voor
Joep en mij, en één voor de ‘drijver’. We nemen afscheid van onze kampgenoten, van de
kok en van de Australische dame. We bestijgen de kamelen, nou ja, je klimt er
op terwijl het dier nog gehurkt op de grond ligt. En dan komt hij in de benen
op een teken van de drijver…. Maak je eerst een soort duik naar voren als hij
eerst zijn achterpoten strekt, en dan
een duik naar achteren als ook hij de voorpoten onder zich trekt. En dan zit je
dus ineens bijna twee meter boven de grond. Op het schip van de woestijn.
Waarom het dier zo heet kom je vlot genoeg achter. Een kameel is een telganger,
wat betekent dat voor- en achterpoten van dezelfde kant min of meer
tegelijkertijd naar voren bewegen. Dus eerst
de rechterpoten (voor en achter) en daarna de linker (voor en achter).
Dat veroorzaakt een soort schommelgang waarop je heen en weer deint. Het zadel op een kameel is zonder
stijgbeugels, dus je benen bungelen maar een beetje naar beneden. Je even
afzetten om anders te gaan zitten is er niet bij, of je moet je omhoog drukken
met je armen op de voorste knop op het zadel. Dat valt niet mee ;-) Onze drijver
heeft er zin in, af en toe ‘zingt’ hij een soort bedoeïenenlied dat eindigt in een hoog ‘gejammer’ zoals
Arabische vrouwen doen. Wij vallen af en toe in met een Europees lied, waarvan
we zelf ‘Brandend zand’ wel het meest toepasselijk vinden ;-)
Na ca. twee uur zijn we weer in Wadi Rum, waar Hussam al op
ons wacht om ons naar Aqaba te rijden. Hij heeft slecht geslapen meldt hij ons,
want er was geen slaapplaats in een hotel geregeld. Hij heeft in de auto
geslapen. We vinden dat allemaal toch wel een beetje vreemd, krijgen niet goed
hoogte van de regelingen die er lokaal zijn gemaakt door de agent. We zijn
netjes op tijd in Aqaba bij ons hotel. Hussam vertelt ons dat hij terug gaat
naar Amman, dat hij ons over twee dagen weer op komt halen (denkt hij, maar hij
weet het niet zeker). We wensen hem een
goede reis en tot ziens.
We stallen de spullen want de kamer is nog niet klaar en
gaan Aqaba verkennen. We willen in ieder geval onderzoeken waar we kunnen
snorkelen, we hebben onze snorkelspullen mee genomen en willen de wonderen van
de Rode Zee natuurlijk wel bekijken. Bij de toeristeninformatie krijgen we te
horen dat we met een boottocht mee kunnen, of naar de beachclub Berenice aan de
zuidkant van de stad kunnen gaan om daar te zwemmen en te snorkelen. We
besluiten dat we beide zullen gaan doen. We gaan een boottocht doen, en de dag
er op dan met een bus naar Berenice om daar te snorkelen.
We lopen door de stad, langs de grote moskee, langs het
strand. Op het strand is het een drukte van belang. Mannen, vrouwen,
kinderen…alle leeftijden. De mannen en jongens over het algemeen in luchtige
kledij of zwembroek. De vrouwen in vol ornaat en ook meisjes met
burkini-achtige tenues. Maar wel het water in, dat dan weer wel. Binnen de
beperkingen die de islam hen geeft is er wel de mogelijkheid om te gaan
zwemmen. We zien ook oudere dames, duidelijk traditioneel of orthodox gekleed
in zwarte kleding toch het water in gaan op zoek naar verkoeling. Verder zitten er hele families te picknicken,
er worden hele maaltijden genuttigd daar. Met thee erbij, of met citroensap met
munt. Een biertje is er natuurlijk niet
bij!
We lopen verder richting de souk. En o wonder… ineens lopen
we daar Hussam tegen het lijf! Wij dachten dat hij terug zou gaan naar Amman,
maar nee, hij moest nog even blijven meldt hij ons. Het is een beetje een
onduidelijk verhaal wat hij afsteekt. We snappen het niet helemaal. Hij zegt
dat hij naar ons heeft gezocht. En dan…. ‘Between you and me…. Could you give
me 20 dinar? I have no money for a meal.’ We kijken hem wat bevreemd aan, maar
willen hem die 20 dinar wel geven. Dat trekken we dan later wel af van zijn
fooi denken we. Hij bedankt ons uitvoerig voor de 20 dinar en loopt verder.
Heel typisch vinden we het.
We hebben inmiddels trek gekregen en willen een hapje eten.
We hebben al wel een leuk tentje op de rand van de souk gezien op de heenweg,
maar toen was het er heel erg druk met locals. We lopen er nog maar eens langs,
en warempel er is plaats. We gaan zitten en bestellen hummus en falafel met
natuurlijk citroensap met munt. Daar zijn we wel licht verslaafd aangeraakt bij
gebrek aan een wijntje of biertje. Heel verfrissend. Om ons heen alleen
Jordaniërs. Aan de tafel achter ons zit
een grote groep Jordaanse vrouwen. Een oma met haar dochters/schoondochters wel
een stuk of zes en één heel klein meisje van een paar maanden. Ze willen het
kindje in een plastic campingstoeltje rechtop laten zitten maar dat kan het
meisje helemaal nog niet. Ik zit het allemaal te bekijken, licht vertederd. Oma
ziet me kijken en gebaart naar mij. De jongste dochter wordt gemaand om mij het
kindje in de armen te geven. En dus sta ik ineens met een hele kleine hummel in
mijn armen. Wat een droppie! Kindje helemaal verschrikt dat ze zomaar bij een
grote vreemde mevrouw in de armen wordt gedrukt. Maar zo leuk en
hartverwarmend. Dat zal je in Nederland toch niet snel overkomen, dat je als
wildvreemde een klein kindje in je armen gestopt krijgt. Mooi! Kinderen zijn
hier duidelijk geliefd en men besteedt er ook veel aandacht aan, maar wel
anders dan in Nederland. Ik kan het verschil niet gelijk aangeven, maar het
voelt anders. Ik geef het kindje terug
aan de familie en bedank hen uitvoerig met buigingen en ‘sjoekran’.
Na de lunch lopen we verder door de souk en langs wat andere
bezienswaardigheden. Op weg naar het hotel komen we langs een waterpijpenshop.
Buiten zit een Arabische man met naast hem een oudere man in priesterkleding
met een groot kruis op zijn borst. Ik vind het een mooi beeld en als de heren
ons vriendelijk toeknikken zeg ik dat ik hen er mooi uit vindt zien. Het
compliment wordt geretourneerd. We raken aan de praat. De ene man blijkt de
patriarch te zijn van de Grieks-Katholieke kerk in Aqaba. De man naast hem
moslim. Maar ze kunnen prima samen door een deur melden ze. De patriarch nodigt
ons uit om naar de Palmpasen dienst te komen de dag er op. We zeggen dat we
niet zoveel tijd hebben want dat we op tijd bij de boot moeten zijn. ‘Dat is
geen punt’ zegt hij, ‘je kunt op elk moment ook weer weglopen. Het is niet zo
formeel’. Als we vragen waar de kerk is wijst hij naar de straat achter hem. ‘Het
is hier vlakbij’ zegt hij.’ In de straat hier achter’. We beloven hem dat we er
zeker over na zullen denken.
We trekken ons terug in onze kamer, frissen ons op en gaan dan
in het restaurant naast het hotel eten. Lekker vis met een wijntje. Want dat
kan blijkbaar hier weer in de ietwat wereldser stad Aqaba met ook een
christelijke bevolkingsgroep.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten