We hebben in Nederland onderwijsachterstandenbeleid (OAB). Daar zijn volgens goed gebruik allerlei regels voor. Nu is het zo dat een achterstandsleerling wordt gemeten naar het opleidingsniveau dat de ouders hebben genoten. Die mogen niet meer dan maximaal 2 jaar middelbare school hebben gevolgd. En een school kan pas aanspraak maken op OAB-gelden als ze een bepaald aantal achterstandskinderen hebben. Meten en weten zal ik maar zeggen, maar dan zonder dat er naar het ontwikkelingsniveau van het kind wordt gekeken.
Al jaren is er sprake van een stijgend opleidingsniveau van ouders in Nederland, Toch verlaat nog steeds een kwart van de kinderen het basisonderwijs met twee jaar leesachterstand. Hoe kan dat zou je zeggen? Dat heeft te maken met het feit dat achterstanden niet alleen maar te maken hebben met het opleidingsniveau van ouders. Het heeft ook met andere zaken te maken.
Zo stelt de PO-raad dat achterstand onder andere bepaald wordt door of er maatschappelijke problemen zijn in een gezin, ouders GGZ-problematiek hebben, ouders een laag inkomen hebben, of er sprake is van een vechtscheiding, of het kinderen zijn van migranten uit Midden- en Oost-Europa of van vluchtelingen. Het beeld is dus genuanceerder dan de oude norm. Het aantal kinderen met een leesachterstand neemt toe, terwijl de middelen vanuit het rijk afnemen. In deze infographic legt de PO-raad het heel duidelijk uit.
PO raad |
De PO-raad heeft eind vorig jaar in een brief aan het ministerie gepleit voor aanpassing van de normen. Iets dat me hoogstnoodzakelijk lijkt. Zou het nou niet mooi zijn als dat gelijk ook onze VOB pleit voor inzet van de OAB-middelen voor de Bibliotheek op School, om kinderen die goede start mee te geven? En tot die tijd hoop ik dat gemeenten in toekenning van OAB-geld aan scholen of bibliotheken kijkt naar de bedoeling van de regels, niet naar wat de accountant er van vindt! Het zou mooi zijn als regels snel(ler) worden aangepast als de actualiteit daar om vraagt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten