Gisteren kreeg ik mijn collega Astrid Vrolijk, directeur van bibliotheek Zwolle op werkbezoek. Astrid is ongeveer anderhalf jaar geleden ingestroomd in onze branche, vanuit een functie als directeur van een Centrum van de Kunsten. Tijdens dat gesprek meldde ze dat ze zich veel vrijer voelt om zaken te benoemen die haar bevreemden dan in haar vorige baan. Ze heeft conservatorium gedaan (dacht ik onthouden te hebben), en bij medewerkers van het Centrum van de Kunsten, muziekdocenten werden haar opmerkingen blijkbaar bekritiseerd omdat ze dezelfde achtergrond had. Grappig, want ik beschouw het altijd als een voordeel dat ik zelf opgeleid ben als bibliothecaris nu ik directeur ben. Ik heb zelf, al is het inmiddels lang geleden, klassenbezoeken gedaan, inlichtingen gegeven, aanschaf gedaan, lezingen georganiseerd, persberichten geschreven; kortom alles gedaan wat een gemiddelde all-round bibliothecaris ook doet of heeft gedaan. Ik voel me vrij om zaken op te merken, juist omdat ik die achtergrond heb. Vraag is natuurlijk of het echt uitmaakt welke achtergrond je hebt als je directeur bent. Wat belangrijk is naar mijn idee, is dat je bevlogen bent over wat de rol van de bibliotheek in de huidige maatschappij is, dat je een visie hebt op de toekomst. Dat je bereid bent te luisteren naar alle belanghebbenden: klanten, medewerkers, politiek, ambtenaren, scholen, instellingen. En dat je bereid bent te leren.
Ik vond het voornemen dat Astrid had genomen, één werkbezoek per maand, een mooi voornemen. In het verleden is onder de vlag van het bijna ter ziele Netwerk voor Directeuren een uitwisselingsprogramma uitgedacht. Op grote flappen kon je opschrijven wat je te bieden had als bibliotheek en als directeur, en als collega kon je daar op inschrijven. Zo zouden we elkaar als directeuren verder kunnen helpen door kennis te delen. Het geplande werkbezoek aan Rijswijk is helaas nooit gerealiseerd. Er was iets met stakende treinen of stroomstoring oid en daarna goede voornemens die vervlogen in de waan van de dag. Mijn voornemen om te leren van anderen heb ik 'ondergebracht' bij een intervisiegroep met een aantal collega’s uit het land. Met elkaar bespreken we een casus die één van ons inbrengt. Kijken of je elkaar verder kunt helpen. Hoewel het ook vaak ‘verzandt’ in gezellig bijpraten. In het Noord-Hollandse zitten we met een paar directeuren zo eens in de twee/drie maanden bij elkaar om te bekijken of we beter samen kunnen werken, en elkaar kunnen helpen met het oplossen van problemen.
Het mooie van deze collegiale uitwisselingen vind ik dat er naast een feest der herkenning van bijna overal dezelfde problemen en uitdagingen je ook van je collega’s leert. Iedereen heeft een andere stijl en aanpak. We streven wel allemaal hetzelfde doel na, namelijk het realiseren van goed bibliotheekwerk. We hebben allemaal in basis hetzelfde netwerk lokaal, maar ook met verschillen. Juist die verschillen zijn interessant. Daar zitten de kansen, de ideeën. En met gezamenlijk nadenken over de uitdagingen waar we voor staan komen we vaak verder dan dat we alleen in ons directeurskamer kunnen bedenken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten