We staan op en gaan ontbijten. Gisteravond hebben we Hussam
aangeboden dat hij van onze douche gebruik kan maken omdat die niet bij zijn
slaapplek is inbegrepen. We dachten allebei dat hijger geen gebruik van zou
willen maken, maar dat blijkt toch niet het geval. Als we aankomen met de
ontbijtzaal vraagt hij of hij de sleutel mag en even in ons appartement mag.
Natuurlijk mag dat. Uiteindelijk blijkt dat hij blijkbaar het algemeen toilet
te vies vond, want hij zegt later dat hij op het gemak gebruik wilde maken van
de restroom. Nou ja, maakt ons niks uit. Na het ontbijt zetten we onze koffers
in de auto bij Hussam en gaan we een stuk wandelen door de Dana vallei. Onder
begeleiding van een gids, Nabil. Uitgedost als een soort van korte, dikkere
versie van Johnny Depp in Pirates of the Caribbean. Hij neemt ons mee de vallei
in. Eerst door de laatste boomgaarden, verwaarloosd inmiddels, van het dorp.
Allemaal oude bomen, waaronder amandelbomen, pistache, abrikozen en olijfbomen.
Met name van de laatste staan er er exemplaren van een paar honderd jaar oud.
Er staat er zelfs een waarvan Nabil zegt dat hij uit de Romeinse tijd is. Dat
zou best kunnen, een oud knoestig exemplaar is het wel ;-) De tocht voert ons
over smalle geitenpaadjes en over de flanken van de vallei waar de de tulpen
net zijn uitgebloeid. Er ligt een tulpenbol boven de grond, zo..die is een
flink stuk groter dan hoe wij ze kennen. Deze heeft het formaat van een stevige
rode biet of witte ui. Daar kunnen onze Nederlandse tulpenbollen wel vier of
vijf keer in.
Het is een prachtige tocht. Nabil laat ons een oude grot zien,
waarin nog de botten liggen van ca. 20 menselijke skeletten. Ga maar naar
binnen, zegt hij. Ik vind het wel een beetje vreemd, hij reikt ons schedels
aan... hmmm, niet echt respectvol naar de doden. Voor hem zijn het wellicht
ongelovigen, want van voor de Islam. Ik heb er wel wat moeite mee. Ik geloof
niet dat we in Nederland op zo'n manier met menselijke resten om zouden
gaan. Blijkbaar lopen we naar het idee
van Nabil niet zeker genoeg, hij fabriceert twee wandelstokken voor ons van de
stelen van een uitgebloeide plant. Weet niet zeker wat voor plant precies, een
schermbloemige, die nu in het voorjaar net begint uit te lopen en er uitziet
als een mengeling van venkel en berenklauw.
Wel handig deze stok tijdens het wandelen moet ik toegeven.
Na ca 1,5 uur komen we bij de rand van een kloof aan. Nabil zegt dat hij wat tijm gaat zoeken. Dat is goed voor mijn verkoudheid. Ik ben sinds een dag of twee stevig verkouden (en zal er de rest van de vakantie ook niet helemaal van afkomen, blijf maar snotteren ) en loop als een oud karrenpaard heuvelopwaarts te hijgen. Nabil komt terug met tijm, en een wilde soort rucola. Dat laatste is heel gezind zegt hij, en goed voor de seks ( met een knipoog naar Joep). Nabil laat ons op een punt genieten van het uitzicht, echt schitterend. Hij zet ondertussen thee, waar hij wat van de tijm bij ingooit. Er heerst rust in de vallei. In de verte horen we geiten mekkeren, en de geitenhoeder op zijn fluit spelen. Vogels vliegen om ons heen, en de wind strijkt een verkoelend briesje. Hoe rustiek wil je het hebben.
Na de thee koersen we weer naar het dorp. We bedanken Nabil
voor de wandeling, krijgen de wandelstokken mee, is handig voor in Petra zegt
hij, verwisselen onze wandelschoenen voor sneakers en vertrekken uit Dana
richting Little Petra.
Onderweg stoppen we in een dorp om een hapje te eten. Deze
keer heeft Hussam geen adresje. Er zit een grote groep toeristen op het terras
van een klein eettentje. Ziet er goed uit, dus daar bestellen we alledrie een
Jordaanse sandwich. Opgerolde pannenkoekjes met vulling naar keuze. Wij kiezen
voor de falafel variant. De man achter de balie vraagt of we pittig willen of
niet. Medium zeg ik. Hij lacht een beetje schalks, en zegt volgens mij in het
Arabisch tegen zijn collega dat hij er een flinke lepel pepersaus op zal doen,
en maakt een gebaar richting de schaal met de rode saus. Ik begin te lachen en
zeg, met een gebaar naar mijn ogen, dat ik mee sta te kijken. Gegrinnik aan de
andere kant. Grappig hoe je een geintje met elkaar kunt maken terwijl je elkaar
niet verstaat, en elkaar toch begrijpt. De broodjes zijn heerlijk. We genieten
op de treden van de trap gezeten van de zon en het broodje. De grote groep
toeristen lijkt een groep Israëli's en Jordaniërs die in een soort
vriendschappelijk uitwisselingsprogramma met elkaar op reis zijn en ervaringen
met elkaar uitwisselen.
We reizen verder naar Little Petra. Een stoffige bende zo op het eerste gezicht. We stoppen eerst bij een deur in een rots. Hussam maant ons naar binnen. Dit is de watervoorziening van Petra zegt hij. Zoals te verwachten, plastic flessen en zakken en ander vuil drijft in het water. Het blijkt dat het van vroeger tijden was, dat het water nu eerst gezuiverd moet worden en waarschijnlijk dus niet meer in gebruik. Dan door naar het 'centrale plein' van Little Petra. Met een aantal bedoeienententen met daarin souvenirs, een jonge man die ons aanbied als gids op te treden. We slaan het allemaal af en lopen door een kloof Little Petra in. Hier maar een paar uitgehouwen bouwwerken in de rotsen. Maar wel een met nog prachtig bewaarde fresco's met bloem motieven. Terwijl ik die loop te bewonderen wordt Joep aangesproken door een bedoeïen. Die heeft een paar oude munten, een oud nog volledig intact olielampje en half Romeins terracotta hoofdje. Hij probeert ze aan Joep te verkopen. Die is vol bewondering, erg mooi, maar ook heel duidelijk. Nee, dank u, ik heb genoeg dingen thuis... en zulke oude dingen meenemende land uit mag volgens mij niet, is strafbaar. Dat denkt de bedoeïen ook, dus hij snapt het antwoord wel. We lopen verder, omhoog de smalle kloof in. Aan het eind wordt de kloof weer iets wijder en vinden we een jonge bedoeïen die ons een kopje thee aanbied. Een mooie jongen, die de hele dag niet veel anders te doen lijkt te hebben als thee drinken en roken. We besluiten dat kopje thee te nuttigen, delen onze dadels met hem en vragen hem naar zijn bestaan. Dan volgt er toch best een bijzonder verhaal. Hij is getrouwd met een Deense vrouw, is eenendertig jaar oud en heeft een zoontje van anderhalf. Hoe of wat met zijn vrouw, waar ontmoet etc wordt niet duidelijk. Wij betalen een klein bedrag voor de thee, pidoen zucker , zonder suiker, en lopen weer naar beneden.
Dan gaan we met Hussam op zoek naar ons bedoeïenen kamp
Seven Wonders. Opnieuw weet Hussam niet precies waar het is. Twee keer mis
rijden, en dan bij het juiste bord toch afslaan en op weg naar het kamp. Een
verzameling tenten onder en tegen een rots gesitueerd. Of er plaats is voor
Hussam weet de jongen die ons ontvangt niet. We krijgen eerst thee, en dan
wordt onze bagage naar de tent gebracht. Een soort kleine bungalowtent, met
twee gammele bedjes er in, een nachtkastje met een peertje er op en een extra
stopcontact. Dat is ons onderkomen voor de nacht.
Voor het avondeten beklimmen we de heuvel achter het tentenkamp. Vanaf daar kunnen we de zonsondergang prachtig bekijken. Zonsondergang in de woestijn…. daar zijn geen woorden voor. Na het avondeten gaan we bij het kampvuur zitten waar de gebruikelijke thee wordt geserveerd. Naast ons zit een Joods-Amerikaans echtpaar met hun dochter. De dochter heeft een bezoek aan Israël gebracht en de ouders zijn haar nagereisd. Ze vertellen ons dat ieder Joods kind tot zijn 27ste een gratis reis naar Israël kan maken, op kosten van een Amerikaanse filantroop. Het geeft me toch een beetje dubbel gevoel. De Israëlische overheid lijkt bezig om de Palestijnse inwoners er uit te drukken, door middel van een strak immigratieprogramma. De gedachte is blijkbaar dat als ze maar met voldoende Israëli’s zijn ze de overmacht kunnen houden. Het vraagstuk is natuurlijk zeer ingewikkeld, en vol nuancering. Maar het lijkt mij een strategie die niet houdbaar is. Als we naar ons bed gaan is het aardedonker. De mensen van het kamp hebben de berg verlicht met allemaal lampionnetjes, waardoor die er zeer feeëriek uitziet.