vrijdag 21 februari 2014

Medicijn of placebo, de bibliotheekwet

Er is al veel geschreven over het wetsvoorstel openbare bibliotheken. Zelf heb ik de tekst en de memorie van toelichting meerdere keren gelezen. En elke keer vraag ik mij af waar nou precies de zere plek zit. Want het wringt en het schuurt. Er staan veel mooie woorden in de wet, en toch... ik voel me er niet helemaal lekker bij. En waar zit dat nou in?

Ik ben tot de volgende conclusie gekomen: het zit hem in het taalgebruik. Het door elkaar gebruiken van woorden als taak en functie. En het ontbreken van het woord Doel of doelstelling in de zin van waarvoor de bibliotheek nu precies voor opgericht is, en waarvoor de bibliotheek in de toekomst zal dienen.

Het woord 'taak' wordt vaak gebruikt. Eerst maar Van Dale geraadpleegd: taak (de; v(m); meervoud: taken): werk dat iemand is opgelegd.  
De belangrijkste plek waar we dit woord terugvinden is in artikel 4. 
"Artikel 4. Publieke waarden
Een openbare bibliotheekvoorziening heeft een publieke taak die zij voor het algemene publiek vervult op basis van de waarden onafhankelijkheid, betrouwbaarheid, toegankelijkheid, pluriformiteit en authenticiteit."

Wat die publieke taak is wordt verder uitgewerkt in de functies, in artikel 5.

Opnieuw Van Dale geraadpleegd:
func·tie (de; v; meervoud: functies): werking: (zoals de werking van de maag). Het woord functie komt op verschillende plekken terug in de tekst (en ook in de kamervragen nav van de wettekst). De belangrijkste plek waarop dit woord wordt gebruikt is in het onderstaande artikel.

"Artikel 5. Bibliotheekfuncties
Een voor een ieder toegankelijke openbare bibliotheekvoorziening omvat in ieder geval de volgende functies:
a. ter beschikking stellen van kennis en informatie;
b. bieden van mogelijkheden tot ontwikkeling en educatie;
c. bevorderen van lezen en het laten kennismaken met literatuur;
d. organiseren van ontmoeting en debat; en
e. laten kennis maken met kunst en cultuur."

Als ik dit analyseer dan zou je kunnen zeggen dat het woord 'functie' hier niet helemaal juist gebruikt wordt. B en C van het artikel kun je uitleggen als de (uit)werking van een activiteit die de bibliotheek ontplooit. Maar a, d en e straalt passiviteit uit, is aanbodgericht. Er wordt niet gesproken over wat de werking hiervan zou kunnen zijn. Bij het ter beschikking stellen van kennis en informatie wil je als overheid volgens mij bereiken dat je goed geïnformeerde burgers krijgt, die bij kunnen dragen aan de maatschappij, die weloverwogen keuzes kunnen maken, die mee doen aan de democratie. Bij D wil je dat mensen kennis delen, leren zich een mening te vormen en die te uiten (weer die democratie en goed geïnformeerde burgers). Bij E wil je als overheid dat mensen zich cultureel kunnen verbreden, dat ze een gelukkig kunnen worden van kunst en cultuur, de vreugde beleven van een mooi muziekstuk, een prachtig gedicht, zich vragen gaan stellen bij een beeldhouwwerk of schilderij.

En dan het ontbreken van het woord 'doel' in relatie tot de openbare bibliotheek. Het woord staat wel in de tekst, maar niet in relatie tot die lokale openbare bibliotheek, of ik heb er over heen gelezen.

Ook voor dit woord citeer ik eerst weer Van Dale:
doel (het; o; meervoud: doelen): datgene wat je wilt bereiken: zich iets ten doel stellen

Iets over doel en doelstelling kun je terugvinden in het stuk dat gaat over de publieke waarden van de bibliotheek. 
"De publieke waarden van de openbare bibliotheek
De openbare bibliotheek is begin 20e eeuw ontstaan in een tijd van informatieschaarste. Als maatschappelijk antwoord daarop hebben openbare bibliotheken brede collecties van fysieke informatiedragers opgebouwd, die tijdelijk ter beschikking kunnen worden gesteld aan leden. Met hun brede publieksbereik en algemene toegankelijkheid spelen de openbare bibliotheken een belangrijke rol bij de verspreiding van informatie, kennis en cultuur. De overheidsbemoeienis bij het openbare bibliotheekwerk heeft zijn basis in algemene zin in artikel 7 van de Grondwet, in samenhang met artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 19 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM). Deze artikelen waarborgen de vrijheid van meningsuiting en impliceren daarbij de mogelijkheid voor iedere burger kennis te kunnen nemen van informatie. In het Manifest over de openbare bibliotheek heeft de Unesco deze algemene principes vertaald naar opdrachten aan de overheden en aan de bibliotheeksector.6 Deze algemene beginselen hebben hun neerslag gekregen in de bestaande bibliotheekbepalingen. In de wetsgeschiedenis van deze bepalingen wordt de openbare bibliotheek gepositioneerd als publieke toegangspoort tot informatie, educatie en cultuur. De openbare bibliotheek onderscheidt zich daarbij fundamenteel van andere aanbieders van informatie door te functioneren vanuit een aantal publieke waarden: betrouwbaarheid, onafhankelijkheid, authenticiteit, pluriformiteit en toegankelijkheid. Deze publieke waarden zijn zowel op het fysieke als op het digitale domein van toepassing."

Deze toelichting op de waarden van de bibliotheek zijn er onder andere op aanraden van de Raad van Cultuur in gekomen. Er wordt verwezen naar de grondwet en het recht op vrije meningsuiting. De implicatie dat hierbij ook vrije toegang tot informatie wordt nog eens genoemd. En daar wringt volgens mij de schoen. Er is nergens in de tekst van de wet of de memorie van toelichting een uitleg waarom het zo belangrijk is om die vrije toegang tot informatie te behouden. Er wordt nog wel ergens gewaarschuwd dat als de digitalisering verder gaat er het gevaar bestaat dat bepaalde groepen in de maatschappij verstoken zullen blijven van goede informatie. Wat het gevaar daarvan is, democratisch en economisch, wordt nergens uitgelegd.
www.studiodegarnaal.nl

In deze tijden waarin aan bibliotheken, terecht, steeds meer wordt gevraagd om het maatschappelijk nut en de waarde aan te tonen zou het mooi zijn als de wetgever daar vanuit een diepgevoelde democratische en economische visie,  het voortouw zou nemen. En mooie voorzet wordt gegeven in het rapport Cohen. Misschien hoort een visie niet in een wettekst, geen idee of er een visie op onderwijs in diverse onderwijswetten staat. Een visie op de samenleving zit volgens mij wel verwoord in de Participatiewet,  het kan dus wel. Ik vraag me af of als je als overheid onvoldoende scherp formuleert wat je beoogt te bereiken aan maatschappelijke opbrengst via de bibliotheek of je dan niet een placebo toedient in plaats van een geneesmiddel. En ja natuurlijk, als je hard genoeg gelooft dat je een medicijn hebt gekregen in plaats van een 'verguld' pilletje, dan voel je je in sommige gevallen misschien toch beter. Ik wil de Tweede Kamer en het ministerie en VNG oproepen om toch vooral in te zetten op een goed stelsel, met daaraan gekoppeld een maatschappelijke opdracht en opbrengst. Want goed bibliotheekwerk kan de maatschappij echt beter maken!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten