Het is inmiddels al weer meer dan een maand geleden, 29 november 2018 hield Dick Bruinzeel, bestuurder van het Jan Arentsz college een praatje voor geïnteresseerde collega's over hoe binnen het onderwijs, en dan specifiek zijn scholen, verandering in zijn werk gaat. Ik zeg 'praatje' omdat hij zijn presentatie die we later toegestuurd kregen ook zo noemde. Het was veel meer dan een praatje. Het was een feest van herkenning, of misschien moet ik het een doorvoeld meeleven in een zoektocht, dwaaltocht soms, van een leidinggevende in een veranderingsproces noemen.
Ik kan zijn verhaal hier niet helemaal reproduceren, wel de hoofdlijnen aangeven. Het Jan Arentsz is een scholengemeenschap waarin van vmbo tot en met gymnasium-niveau les wordt gegeven. De school was toen hij in 2011 aantrad als nieuwe bestuurder ingeslapen. Er werd onvoldoende vernieuwd in de manier van lesgeven, en dat liet zich ook zien in het aantal leerlingen dat zich inschreef bij de verschillende scholen. Hij wilde hier verandering in aanbrengen. De scholen weer aantrekkelijk maken voor leerlingen, ouders en ook voor leerkrachten.
De verandering startte bij de leerkrachten. Deze professionals hadden last van 'aangeleerde hulpeloosheid', en zo keken ze ook naar de leerlingen. Leerlingen werden niet uitgedaagd om het beste uit zich zelf te halen, dat gold ook voor leerkrachten. Dat moest anders.
|
Veranderlandschap Jan Arentsz |
Ze hebben met elkaar een heel proces ingezet. In plaats van het makkelijk te maken voor leerlingen en lesmateriaal aan te passen, moest er een uitdaging in zitten. Dick noemde het 'grote potten didactiek': op een (basis)school kun je er voor kiezen om de toiletten voor de kinderen laag te maken zodat ze er gelijk op kunnen, of ze een volwassenen wc te laten gebruiken met indien nodig een extra krukje en kleinere bril (zoals je thuis ook doet) en ze zo te leren die te gebruiken. Zo werd er ook stapsgewijs naar het onderwijs gekeken. Hij kwam met het voorbeeld van hun technasium, maar hij had nog wel andere voorbeelden kunnen gebruiken zei hij want overal binnen het Jan Arentsz wordt nu vernieuwd.
In het technasium krijgen de leerlingen een opdracht van een externe partij. Uit de praktijk gehaald dus. Mooie voorbeelden waarin leerlingen een oplossing moeten gaan vinden voor een probleem, achterhalen wat nou precies de bedoeling is. Een voorbeeld van zo'n opdracht:
De stal van veehouder Miedema is aan de voorkant open. Doordat het licht tot ’s avonds 10 uur brandt, wordt het zomergevoel van de koeien gestimuleerd, wat het welzijn en dus de melkproductie aanzienlijk ten goede komt. Omwonenden klagen echter over de grote licht uitstoot, waardoor hij zijn stal zal moeten aanpassen. Miedema is op zoek naar alternatieve, diervriendelijke oplossingen om de melkproductie te stimuleren waar omwonenden geen hinder van ondervinden. (red. De opdrachtgever vraagt een bioloog om advies.)
Dick vertelde dat om leerlingen met zo'n vraag aan de gang te laten gaan je als docent samen met de opdrachtgever in staat moet zijn om een goede opdracht te formuleren. De kinderen moeten wel weten wat er precies van hen verwacht wordt, wanneer het klaar moet zijn etc. De uitgewerkte opdracht wordt beoordeeld door de opdrachtgever en de docent, het moet voldoen aan het 'plan van eisen' en alles wat daaraan voldoet is 'goed'. De kinderen wordt geleerd om te reflecteren op hun leerproces: Hoe hebben we samengewerkt? Wat ging goed, wat kan beter? Wat heb je over jezelf geleerd? Over de ander? Enz. Leerlingen leren heel veel hiervan. Naast kennis en vaardigheden die betrekking hebben op de inhoud van het onderwerp leren ze plannen, samenwerken ook als je elkaar niet of juist heel aardig vindt, fouten maken en opnieuw proberen, eigen en andermans kwaliteiten en bovenal reflecteren. Kwaliteiten waar je als volwassen mens ook heel veel aan hebt in het werkzame en sociale leven.
Tegelijkertijd zit hier natuurlijk een parallel in voor de leerkrachten. Voor hen geldt dit ook, en nog meer: Zij zijn de 'leidinggevende' van de leerlingen en om hen goed te begeleiden in hun persoonlijke groei moeten ze hoge verwachtingen hebben van hun leerlingen, ze moeten op handen kunnen zitten (en mijn toevoeging is 'je mond kunnen houden' ;-). Verder moeten leraren het probleem niet overnemen als ze het zelf kunnen oplossen, leerlingen wel de spiegel voorhouden ‘wat was ook alweer de opdracht?’ de hierboven al genoemde kwaliteit van het kunnen schrijven van een opdracht die voldoende sturend is en die de kwaliteit waaraan het werk moet voldoen duidelijk maakt, en je moet kunnen begrenzen zodat leerlingen niet 'over de kop' gaan.
Zo'n proces begeleiden als bestuurder vraagt nogal wat. Want zij moeten op een andere manier naar leerlingen kijken, dat kan alleen als er ook anders naar hen wordt gekeken. En dat het resultaat dan is dat zij ook anders naar zichzelf gaan kijken en naar de organisatie. De sleutel van het succes volgens Dick is om medewerkers te laten zien wat hun bijdrage aan het totaal is, dat geeft betrokkenheid. Laat zien waar hun deeltaak bijdraagt aan de hele taak. Hij gebruikt in zijn organisatie veel van de denkbeelden van Wouter Hart, ga uit van de 'bedoeling'.
Binnen de verschillende teams werd er met elkaar gesproken over waarom ze ooit voor het onderwijs hadden gekozen, en daar haalden ze de visie uit:
1.
Brede vorming: We willen meer dan mooie diploma’s, ook persoonsvorming en socialisatie zijn belangrijk (didactiek én pedagogiek).
2. We streven naar
onderwijs dat
eigentijds is (onze ouders en leerlingen brengen de buitenwereld naar binnen)
3. We streven naar
educatief partnerschap.
1 t/m 3 = ‘Excellent schoolklimaat’
Het had zo een stuk van onze bibliotheek kunnen zijn, geproduceerd door onze mensen in het werken aan het meerjarenleidsplan. Met iets andere woorden, want wij zijn geen school. Maar wel met diezelfde passie en inzet. Deze basis is door het Jan Arentsz uitgewerkt naar wat het betekent voor de individuele scholen, wat heb je er dan voor nodig aan middelen, maar vooral ook aan waarden.
Wat ik heel mooi in zijn verhaal vond is dat hij precies kon aangeven waar het goed gaat, maar ook waar de praktijk weerbarstiger is dan de theorie en de goede bedoelingen. Want er gaat heel veel goed nu bij het Jan Arentsz, maar er zijn ook valkuilen: 'In en out'groep gedrag dat ‘normaal’ is bij teamvorming (nieuwe mensen worden 'blauw' gespoten met 'oud'gedrag), zelfsturing veronderstelt veel professionaliteit, en vraagt dat je ‘help’ durft te zeggen, mensen werken al heel lang op de school en houden elkaar soms gevangen in beelden uit een ver verleden, afleren is moeilijker dan leren/ als het spannend wordt ……De aanpak van het Jan Arentsz vergt veel toelichting bij bijvoorbeeld inspectie en andere partijen en het vraagt veel van het ondersteunend personeel. Allemaal zeer herkenbaar, want ook bij ons veranderingsproces binnen Kennemerwaard merk ik dat we struikelend voorwaarts gaan. Dat het papier gewillig is, maar dat de praktijk heel veel aandacht vraagt om de koers vast te houden. En dat we ons de tijd voor dat soort reflectie vaak niet gunnen. Terwijl dat zo belangrijk is om met elkaar te bediscussiëren.
Wat betekent het dan voor Dick om aan zo'n proces leiding te geven? Want ook hij is mens en als leidinggevende is een goede werkdag er één waarop je oplossingen hebt aangedragen, knopen hebt doorgehakt en als je dat niet hebt gedaan je voor je gevoel geen richting hebt gegeven en geen blijk hebt gegeven van je visie. Hij gelooft in zijn aanpak, en heeft met zijn team van leidinggevende het volgende afgesproken: als leidinggevenden hebben zij halfjaarlijkse cascade van gesprekken met medewerkers: harde en zachte signalen, geen afrekenen, wel leg uit hoe je met vrijheid bent omgegaan. De teamleiders bespreken met teamleden/ directie met teamleiders/ bestuur met directie/ Raad van Toezicht met het bestuur, allemaal vanuit diezelfde grondgedachte en cultuur.In die gesprekken wordt begrensd wat buiten de kaders valt/niet in overeenstemming is met cultuurregels. Mooi vind ik het benutten van momenten van de waarheid (maak van plekken der moeite, plekke der luwte) en als leidinggevende vertoon je voorbeeldgedrag en geef je fouten daarin toe. Sturen uit vertrouwen en weten dat de vrijheid die je geeft beantwoord wordt door genomen verantwoordelijkheid.
Het verhaal van het Jan Arentsz is een bijzonder verhaal, ook een herkenbaar verhaal. Het samen werken aan verandering, je collega's en medewerkers daarbij aanspreken op hun professionaliteit en daarin als leidinggevende de goede dingen doen... zo ongelooflijk lastig en leuk! Ook binnen Kennemerwaard zijn we bezig met de verandering, ik schreef er al vaker over. Het is een struikeltocht waarbij ik als directeur soms moeite heb mijn rol goed te spelen. Wanneer moet ik op mijn handen zitten en mijn mond houden? Ik ben nogal zeggerig van aard en geef graag mijn mening ;-) Wanneer moet ik wel aan de bel trekken en de vraag stellen over welke koers we ook al weer voor ogen hadden en of we zo wel de goede kant op gaan? Mij is verweten dat ik geen visie had (au!) en dat ik geen sturing gaf. Je kunt het best duiden als directeur omdat die vraag komt op het moment dat het moeilijk wordt, en het dan makkelijker is om naar je directeur/leidinggevende te kijken dan zelf de oplossing te bedenken. En dan voel je je als directeur aangesproken, wil je wel in actie komen, maar is dat niet wat je voor ogen hebt. Want je weet dat de organisatie er beter van wordt als je alleen de hulpstukken aanreikt, de 'grote potten didactiek' toepast, in plaats van in de hulpmodus of 'grote leiderrol' te schieten.
Binnenkort ligt er een concept meerjarenbeleidsplan, volledig ontworpen door een groep van ca. 60 medewerkers van Kennemerwaard. Iedereen die wilde heeft mee kunnen denken. Daar heeft het managementteam van onze bibliotheek een kleine bijdrage aan geleverd, of een hele grote, door ons op de achtergrond te stellen, het is maar hoe je het wilt zien ;-) Medewerkers van verschillende disciplines en vestigingen hebben samen gewerkt aan de missie en visie van onze organisatie, aan de waarden waar we voor willen staan. Die onderschrijven wij volledig, we zijn ongelooflijk trots op onze mensen. En zelfs een beetje jaloers.. in een terugkoppelsessie met het kernteam van het doorontwikkelteam gaven alle drie de managementteamleden (Jan, Hanneke en ik) aan dat we zo enorm trots en blij zijn en dat we er ook allemaal een beetje van baalden dat wij 'niet mee mochten doen'. Dat is niet waar natuurlijk... wij doen mee, we hebben een andere rol gekregen, één van aanmoedigen, stimuleren, begrenzen, mogelijk maken, en extern en intern met elkaar verbinden.
Een prachtige taak!
Nu alleen die valkuil van oud gedrag nog zien te vermijden......