Het begint met de opmerking over de functies van de bibliotheek in de wet. De VOB stelt dat de functies een stevige basis geven aan de rol die bibliotheken in de samenleving spelen. Mooi, en waar denk ik. Dan volgt er een statement over het aantal activiteiten die de bibliotheken de afgelopen jaren organiseren, dat zijn er steeds meer. Dan vervolgt de brief dat “het zou recht doen aan de veranderende rol van de bibliotheek als ook de bezoekers aan al die activiteiten goed geteld kunnen worden.” Wie dat dan moet doen en wat ze precies met de tellingen voor ogen hebben geeft de VOB geen helderheid over.
Verderop in de brief zegt de VOB over de dienstverlening aan het onderwijs: “De wettelijke bepaling voor gratis lidmaatschap tot 18 jaar zou nog meer betekenis kunnen krijgen als het bibliotheeklidmaatschap ook actief via scholen zou worden verstrekt.” Hier kan je het bijna niet oneens mee zijn, toch krijg ik het gevoel dat doel en middel hier door elkaar gaan lopen. Wat we willen bereiken is dat kinderen meer leesplezier krijgen, dat bereik je niet door bibliotheeklidmaatschappen via de school te verspreiden. Wat mij betreft zou ik zeggen tegen bibliotheken die dit onderschrijven: doe het en wacht niet af. Daar heb je de VOB of de wet niet voor nodig.
Dan zegt de VOB iets over het netwerk. Laat ik duidelijk zijn, ik vind het speelveld waarin wij als bibliotheken opereren ingewikkeld. Drie subsidiërende overheidslagen die van alles vinden, met ieder hun eigen verantwoordelijkheden. En dan zijn we als branche onder elkaar ook nog eens politiek bezig, parlementje spelen heb ik eens gezegd, (machts)politiek uitoefenen binnen de branche. We roepen wel vaak dat we onze eigen klant voor ogen hebben en die het beste willen dienen. De vraag is of we dat altijd wel echt als uitgangspunt hebben en stiekem niet het belang van het voortbestaan van onze organisatie.
De greep in de gemeentekas voor de inkoop van content voor bibliotheken was pijnlijk omdat we, hand in eigen boezem, als branche destijds onvoldoende aab het ministerie duidelijk hebben weten te maken dat er genoeg kracht in de branche zat om dit gezamenlijk op te pakken. Dat gezegd hebbende, ik ben blij met de Koninklijke Bibliotheek in ons netwerk. Een sterke organisatie die grote innovatieprojecten op een professionele wijze neerzet. Die een eerstelijns dienstverlening met het e-bookplatform neerzet voor onze klanten. Uit de laatste cijfers blijkt dat van de ingeschreven leners op het e-bookplatform van de meer dan 400.000 leners er 4.000 alleen ingeschreven staan bij de KB. Het merendeel zijn leners van ons. Leners die bij ons wekelijks in de vestigingen komen omdat ze problemen ondervinden bij het lenen van ebooks via de onlinebibliotheek. En natuurlijk wringt het als de KB zegt dat het hun klanten zijn. Het zijn op zijn minst gedeelde klanten… wat mij betreft kiezen we vooral die insteek, met die klanten als uitgangspunt.
Terug kijkend denk ik dat er grote stappen zijn gemaakt in de samenwerking tussen de verschillende lagen. Dat kan beter, want over en weer spelen belangen… belangen die soms tegenstrijdig zijn. Belangen die niet tegenstrijdig zouden moeten zijn als de blik gericht is op het eindgebruiker: de klant of de burger. Het gaat niet om de VOB, niet om SPN, niet om de KB of de lokale bibliotheek. Het gaat om die burger die wij van goede informatie willen voorzien, geletterd willen maken of houden.
Juist de afgelopen jaren hebben we mooie voorbeelden gezien waarin de verschillende partijen samenwerkten om andere partijen aan ons te binden zoals het UWV, de Belastingdienst, Tel mee met taal. Dan is een sterk netwerk met een digitale én fysieke aanwezigheid in alle gemeenten noodzakelijk. Dat zou de VOB als eerste, maar alle partijen in het netwerk luidkeels moeten verkondigen richting VNG en ministerie. Daarom is samenwerking essentieel en herken ik mij niet in de manier waarop de VOB haar standpunten verwoordt in deze brief. Er spreekt geen zelfreflectie uit over hoe de VOB, als bureau, acteert in dit krachtenspel. De VOB wordt wel eens gezegd, dat zijn wij zelf. Ik herken mij nu niet in de spiegel die deze brief mij voorhoudt. Hoewel ik vind dat er knelpunten worden gesignaleerd die opgelost zouden moeten worden mis ik oplossingen. En vooral mis ik de uitgestoken hand richting het netwerk: "we zijn onderweg en laten we samen verder de schouders er onder zetten." Dus in dit geval zeg ik als lid van de VOB: deze brief is niet in mijn naam.