zondag 16 oktober 2011

inspiratiesessie artistiek en cultureel ondernemerschap

Afgelopen vrijdag zat ik op het gemeentehuis van Alkmaar met een aantal ambtenaren van de afdeling EZ, Cultuur en Stadsontwikkeling, de wethouder Cultuur Anjo van der Ven, collega-directeuren van museum, theater en centrum voor de kunsten, en een aantal ‘vrije’ jongens uit het culture veld. Onderwerp van gesprek: hoe kan de gemeente het cultureel ondernemerschap bevorderen.



Ik was bang, dat dit weer een sessie zou worden waarin de grote culturele instellingen te horen zouden krijgen dat het zo goed zou zijn als zij hun ‘geld’ in de markt gaan halen. Persoonlijk word ik wat moedeloos van het gemak waarin dit wordt geroepen door Jan en alleman, zonder dat dit gebaseerd op echt inhoudelijke kennis van zaken. Als je minder wilt investeren in cultuur in je stad, zeg dat dan. Wees eerlijk over de achtergronden van je redenering, en laat het aan de instellingen zelf over om oplossingen te vinden. Dat kunnen ze prima zelf, als ze met de investerende overheid een gelijkwaardig gesprek kunnen voeren over welke zaken de gemeente wel wil subsidiëren voor zijn stad, en welke ze niet meer belangrijk vindt.

Niets was minder waar. De wethouder had ons uitgenodigd om te reageren op een aantal stellingen, waarin zij zocht waaraan de culturele ondernemers behoefte hebben. En dan maakte ze ook vrij nadrukkelijk onderscheid tussen de ‘gevestigde orde’, de basisinstellingen; en de vrije jongens, de broedplaatsen, de startende culturele ondernemingen. Ze onderschreef mijn pleidooi dat een goed cultureel klimaat in een stad beide nodig heeft. Je hebt een basis nodig, waarin de burgers van een stad inspiratie vinden, hun historie terug kunnen vinden, basislessen muziek en kunst, kunnen lezen over grote kunstenaars en wereldse ideeën. Dat heel veel kunstenaars die nu bezig zijn te starten in een broedplaats vroeger zijn gestart als lezer, leerling van centrum voor de kunsten, met school naar het theater gingen of naar het museum en zo het zaad voor hun kunstenaarschap is geplant.

Het grappige is dat de bibliotheek ook graag samenwerkt met initiatieven zoals de broedplaatsen in Alkmaar. Samen met bijvoorbeeld Project 072 hebben we een keer in de wijk Overdie een taal- en leesbevorderingsproject gedaan, en met Hal 25 hebben we samen gekeken of 'literair loungen' konden opzetten. Dat laatste is helaas niet gelukt door te weinig belangstelling, maar de wil tot samenwerking is er zeker. Samen kun je op andere plekken iets maken wat buiten de gebaande paden ligt. En zo verrijk je elkaar en vooral de stad. Mooi dat zo'n visie binnen Alkmaar wordt gedragen door meerdere partijen.

dinsdag 4 oktober 2011

Bedrijfskleding, of “Het uniform”

Na een discussie over bedrijfskleding met @Esthervalent en @Joostheessels schreef Joost een blog over wat hij ‘Het uniform’ noemt. Duidelijk is dat Joost geen voorstander is van bedrijfskleding.

Hij komt met een aantal opmerkingen over waar de professionaliteit van een bibliothecaris uit zou moeten blijken, waar het belang van de medewerker blijft (hij vindt het gekozen ontwerp van het formulebureau blijkbaar niet mooi “clownspak”) en hij is duidelijk ook geen voorstander van het formulemanagement en het inbrengen van meer marketingprincipes in de branche.

Ik wilde eerst antwoorden op de blog van Joost zelf, maar dat wordt een erg lang antwoord, dus nu even via een omweg op mijn eigen blog.
Joost vindt dat directeuren te veel hun oren laten hangen naar marketinggoeroe’s, omdat ze er zelf nooit iets over hebben geleerd. Of dat waar is in zijn bibliotheek weet ik niet. Ik kan alleen voor mij zelf spreken. Ik weet wel wat van marketing, maar ben geen expert. Ik vind dat heel veel dingen een vak zijn, zoals marketing, inrichting, inlichtingen verschaffen. Voor al deze zaken is het handig als je kennis hebt, algemene vakkennis en op het moment dat je in een bepaalde branche je kennis wilt gaan toepassen ook kennis van die branche. Dus dat directeuren kennis inhuren die ze zelf niet hebben vind ik alleen maar heel erg slim. Ik hoop alleen wel dat ze kritisch luisteren. Niet alles klakkeloos over nemen, proeven willen nemen, echt met elkaar in gesprek willen gaan (dus ook die marketeer of welke andere deskundige dan ook met de directeur).
Veel medewerkers en directeuren wijzen ‘retail’ af omdat ze zichzelf geen verkoper vinden. En dat klopt we zijn geen verkoper. We zijn een verhalenverteller, een gids, een adviseur en een leidsman. En toch en toch….

Ik kom in verschillende organisaties en verschillende winkels. In een ziekenhuis draagt het personeel een uniform, bij de Albert Heijn draagt het personeel bedrijfskleding, bij de Mediamarkt idem dito. Bij de H&M dragen de meiden kleding die in de rekken hangt, ze zijn het uithangbord voor de winkel. In veel winkels koop ik iets, maar vaak pas nadat ik advies heb gehad van medewerkers uit de betreffende winkel. Ik spreek makkelijker iemand aan als hij/zij herkenbaar is als medewerker van de winkel. Meiden of kerels die met z’n allen achter de kassa staan te kletsen word ik chagrijnig van, en meestal loop ik dan de winkel uit, ongeacht of ze nou bedrijfskleding aan hebben of niet.

Ik zoek in medewerkers een actieve houding naar klanten. Ik wil het gevoel hebben dat ze mij van dienst willen zijn, dat ze mij willen helpen. En soms wil ik alleen rond kijken, maar toch het gevoel hebben dat ik ergens wel met mijn vraag terecht kan. Dat iemand mij heeft ‘gezien’. Ik vind dat de basis die ik terug vind in het formulemanagement. Het gaat niet om het ‘verkopen’. Het gaat er om dat onze medewerkers al voordat de klant binnen is langs de schappen loopt en bedenkt hoe de klant naar zijn ‘waar’ kijkt. Wat zoekt de klant en hoe vindt hij dat het makkelijkst. En ook, hoe herkent hij de medewerker het makkelijkst. En wil die medewerker ook even aan de klant vragen of hij kan vinden wat hij zoekt?

Als bibliotheek heb je de taak om klanten te helpen de juiste informatie te vinden, en om de klant te verrassen, te verleiden zich verder te ontwikkelen. Dus niet alleen informatie op maat, maar ook de vraag achter de vraag. Met alles wat wij in de kast of op de computer hebben staan, maar ook door het aanbieden van lezingen, debatten, kennisnetwerken etc etc.

“Het uniform” staat voor mij voor een actieve houding van een medewerker, ongeacht op welke plek je in de bibliotheek staat. Alles vanuit het besef dat wij als bibliotheek er zijn voor onze klanten, voor de burgers van de stad. En dat we er niet zijn met achter een balie te zitten, wachten totdat klanten ons op zoeken, roepen dat we zoveel te bieden hebben. Dat moeten we actief uitdragen. En tot de tijd dat dat niet gebeurt zijn alle keycords, badges, bedrijfskleding lapmiddelen, manieren om te proberen het besef bij medewerkers te creëren dat de tijd van achterover leunen en verwachten dat de klant wel uit zich zelf ziet wat voor moois wij te bieden.

Dus Joost en alle andere medewerkers van bibliotheken, ik vind het prima om een discussie aan te gaan over de wenselijkheid van bedrijfskleding, maar dan wel vanuit de gedachte dat er een wil moet zijn om onze klanten beter te bereiken. En dan is leren van winkels, van het bedrijfsleven, van andere takken van sport spannend en uitdagend en gaat het er om de juiste vertaling te maken voor de bibliotheek. Dat kunnen en willen we toch met z’n allen?